Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijOntwerp van eene landing in Spanje, en tot aantasting der Zilvervloote.Ten deezen tyde, werdt 'er, om den Spanjaarden, ook ter zee, afbreuk te doen by de algemeene Staaten, overwoogen een voorslag van eene landing op de zeekusten van Spanje, of het aantasten en bemagtigen der Spaansche Zilvervloote. Willem van Blois van Treslong, Admiraal van Zeeland, was de voornaame aandryver van dit werk. Hy hadt zig sterk gemaakt, eenige Steden en byzondere Persoonen te zullen beweegen, tot het opregten eener maatschappye, die agtentwintig schepen in zee brengen zou, het minste van tagtig lasten, en elk voorzien met tagtig bootsgezellen, en twaalf yzeren gootelingen, schietende niet minder dan agt of tien ponden yzers: ook met oorlogs- en mondbehoeften, voor zes maanden, alles buiten kosten der Staaten; mids deezen daarby voegden zes wel gestoffeerde Jagten, met twaalf- of vyftienhonderd Neêrlandsche soldaaten bemand, en dat zy 't opperbevel der Vloote gaven aan den Graave van Hohenlo, of een ander opperhoofd van gelyk aanzien. Doch de buit zou ten voordeele der reederen komen, mids de Krygsluiden 't regt der matroozen trokken, en de Overheid en Amptenaars ook, naar gebruik en behooren, erkend werden. De Prins hadt dit ontwerp den algemeenen Staaten voorgelegd, en, by derzelver goed- | |
[pagina 227]
| |
vinden, Treslong reeds voorzien van eenen lastbrief, om tekening en inlaag te bevorderen. Doch de aanwassende inwendige oneenigheden deeden deezen glimpigen toeleg in rook verdwynenGa naar voetnoot(n). De onderhandeling met den Hertoge vanGa naar margenoot+ Anjou hadt der Koninginne van Engeland, reeds eenen geruimen tyd, in 't oog gesteken, en veroorzaakt, meent men, dat zy den Hertoge Joan Kazimir, die uit haar geld betaald werdt, last gegeven hadt, om tweeduizend ruiters en tweeduizend knegten meer te werven, dan zyne bestelling inhieldt; op dat zy, in allen gevalle, magt genoeg in Nederland hebben zou, om meester van 't spel te blyvenGa naar voetnoot(o), als 'er iet mogt te deelen vallen. Ook deedt zy den Koning van Frankryk aanzeggen, dat zy zig verpligt zou agten, Filips bystand te bieden, zo de Franschen zig dagten meester te maaken van de Nederlanden. Doch de Koning antwoordde, ‘dat hy reden hadt om van haar te denken, 't gene zy hem durfde toeschryven, en dat Anjous bedryf hem niet aanging.’ Ook scheen de Koningin dit, hierna, te gelooven, en, dat de Koning zynen Broeder begaan liet, op dat hy ten Hove meer rust hebben zou: waarop zy besloot, de onderneeming des Hertogs te begunstigen. Doch eer zy dus ver veranderde, hadt zy, door haare Gezanten in Nederland, den handel met Anjou zoeken om te stooten, dreigende haar geld | |
[pagina 228]
| |
te zullen inhouden, ja zig tegen de Staaten te zullen aankanten, zo zy zig met de Franschen verbonden. De Staaten antwoordden, dat Anjou geschaapen stondt eene andere party te kiezen, zo zy niet spoedig met hem slooten. De Engelschen begeerden, hierop, dat men, vooraf, nog ten minsten eens, nader antwoord van de Koninginne afwagtte, welk, binnen agt of tien dagen, hier zyn kon. Doch de Walsche Staaten, bedugt dat de aankomst van Hertoge Kazimir de Onroomschen te zeer styven, en tot verder agterdeel van den Roomschen Godsdienst strekken mogt, bonden den handel met Anjous Gemagtigden, die ook dagelyks om afvaardiging aanhielden, zo ernstig aanGa naar voetnoot(p), dat men, met deezen, op den dertienden van Oogstmaand, een verdrag sloot, welk, op den twintigsten, te Bergen in Henegouwen, door den Hertoge, bekragtigd werdt, en op deezen zin uitkwam: ‘Dat de Hertog zou uitgeroepenGa naar margenoot+ worden, voor Beschermer der Nederlandsche Vryheid. Dat hy den Staaten, op zyne kosten, bystaan zou, met tienduizend knegten en tweeduizend paarden, drie maanden lang, en zo de kryg dan nog niet geëindigd ware, alleenlyk met drieduizend Knegten en vyfhonderd Ruiters. Dat men zig zou tragten te verbinden met andere Mogendheden, vooral met den Koning van Navarre, de Koningin van Engeland en den Hertog Joan Kazimir. De Staaten zouden den Hertoge van Anjou, die geen' oorlog om | |
[pagina 229]
| |
geloofszaaken, noch tegen Engeland, mogt aanneemen, bystaan, zo hy besprongen werdt, uitgenomen tegen 't Keizerryk, Engeland, Schotland en hunne verdere bondgenooten. De Hertog, in 't Leger zynde, zou't opperst gezag in krygszaaken hebben, gezamenlyk met de Staaten, wier plaats bekleed zou worden, door hunnen Veldheer, thans den Graave van Bossu, die, by afwezen zyner Hoogheid, zou gebieden. 't Bestier der Landszaaken zou blyven by de Staaten, den Aartshertog Matthias, en den Raad van Staate. Zyne Hoogheid zou geene verbindtenissen mogen aangaan, buiten kennis en bewilliging der Staaten; die zig ook niet, ten zynen nadeele, zouden mogen verbinden. Zo men geraaden vondt, van Landsheer te wisselen, zou men zynen Persoon, voor alle anderen, daar toe beroepen. Tot zyne verzekering, zouden hem Quesnoi, Landrechies en Bavais ingeruimd worden, en zo hy Filippeville, Binch of Marienburg bemagtigde, nog eene deezer steden, ter zyner keure, in de plaatse van Bavais. Ook zou hem eigen blyven alles wat hy over de Maaze veroverde, uitgenomen 't gene, nu, of sedert de Gendsche Vrede, vereenigd was met de Staaten: ook deeze Steden van verzekering, ten ware men hem de kosten des krygs wederom goed deedt. De plaatsen, diè men, by verdrag, zonder dwang van wapenen, inkreeg, zouden, tusschen hem en de Staaten, half en half, gedeeld worden. Voorts moest hy | |
[pagina 230]
| |
zig vyand verklaaren van Don Jan en deszelfs aanhang, niet dan gebooren Franschen herwaards brengen, ten ware op byzonder verzoek der Staaten, zyne Zwitsersche Lyfwagt alleenlyk uitgenomen; zorg draagen, dat geene Fransche benden den vyand bystonden, goede krygstugt onderhouden, en, zo 't hier toe komen mogt, de Steden van verzekering wederom leveren in den staat, waarin hyze ontvangen hadt, behalve wanneerze, door den vyand, bemagtigd warenGa naar voetnoot(q).’ |
|