Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVII. Bystere Beroerte te Gend.Terwyl men bezig was met het beraamen der voorwaarden voor den Aartshertoge, rees 'er eene ontsteltenis te Gend, die, bystere gevolgen naar zig sleepte; en, zelfs door 't beleid des Prinsen van Oranje, wiens vrienden de beroerte verwekte hadden, alleenlyk voor eene poos, gestild scheen te konnen worden. De Hertog van Aarschot hadt, toen hy, als Stadhouder van Vlaanderen, te Gend, ingehaald werdt, onder anderen, te kennen gegeven, dat hy kwam, om de oude geregtigheden te herstellen. De Prins hadt, in deeze Stad, verscheiden' aanzienlyke vrienden, met naame François van Kethulle, Heer van Ryhove, Jonkheer Jan van Imbize, Kroivelde en anderen, die, de lugt weghebbende van den toeleg om den Prins te vernederen, en in aanmerking neemende, met welk een' breeden last, de Hertog van Aarschot, door den regeerenden Raad, voorzien was; begonden te dugten, dat men hun, by eene merkelyke omkeering der dingen, rekenschap mogt afvorderen van bedryven, die zy, niet dan voor gunstiger Regters, zagen te verantwoorden. 't Gebeurde zelfs, dat Ryhove, in gesprek geraakt met de Heeren van Champagnei en Swevighem, die den Hertoge van Aarschot waren bygevoegd, zo nadeelig van den Prinse hoorde gewaagen, dat hy zig gedrongen gevoelde, om 'er 't zyne tegen te zeggen: waardoor hy, en allen, die hem, den Prinse en den Onroomschen Godsdienst, eenigszins, | |
[pagina 177]
| |
aanhingen, gemyd en verdagt gehouden werden. Zy rotten dan samen, om den slag, die hun dreigde, te schutten. Ryhove toogGa naar margenoot+ op Antwerpen, naar den Prinse, en vertoonde hem, hoe 't te Gend geschaapen stondt. De vendels, voorheen, door zyne Doorlugtigheid, afgezonden, om 't Slot te dwingen, lagen hier nog, en Ryhove hadt gaarne verlof gehad, om zig van dezelven te dienen, tot sterking zyner partye: waartoe de Prins egter niet verstaan kon. Toen sloeg Ryhove voor, om zig en de zynen te redden, door 't verwekken van eenen opstand onder de gemeente: doch de Prins scheen deezen voorslag verre van de hand te wyzen. Des anderendaags, vraagde hy Ryhove, of hy nog by zyn voorneemen van gisteren bleef, en toen Ryhove hierop bevestigend antwoord gegeven hadt, trok de Prins de schouders op, en keerde zig van hem af. 't Blyft dan onzeker, hoewel 't van geloofwaardige schryvers bevestigd wordtGa naar voetnoot(q), of de Prins in Ryhoves voorslag bewilligd hebbe, of niet. Vaster gaat het, dat Aldegonde Ryhove, kort hierna, riedt, zyn voorneemen in 't werk te stellen, zonder den Prins deswege verder te moeijen. Ryhove keerde dan naar Gend: ook zondt de Prins den Heer van Dolhain derwaards, om agt te geeven op 't gene 'er voorviel. Op den agtentwintigsten van Wynmaand, spreekt Imbize den Hertog van Aarschot op straat aan, en dringt hem tot de beloosde verkondiging van herstelling in de oude voor- | |
[pagina 178]
| |
regten. Aarschot barst, hierop, uit, dat men die muiters, die vryheidkraayers wel zou doen zwygen, met een' strop om den hals, al warenze nog zo zeer opgestookt door den Prinse van Oranje. Op dit woord, vatten Imbize en veelen der omstaanderen vuur. Men loopt te wapen. De burgers kiezen party, deez' voor Aarschot, die voor Imbize. De beweeging duurde egter niet lang; doch was maar pas gestild, toen Ryhove ter Stad in kwam ryden, en, verneemende wat 'er gebeurd ware, 't spel op nieuws aan den gang hielp, dryvende, dat men gevaar liep van uit het bedde geligt te worden, zo men 'er nu op sliep. Zyne aanhangers, behalve Imbize, die zig nu buiten schoots hieldt, volgen hem, naar 's Prinsen hof en naar 's Graaven Slot, prikkelende, onder weg, de gemeente, met begeerte naar vryheid en eere, zonder egter merkelyken aanhang mede te sleepen. Ryhove toen, bezeffende hoe gevaarlyk hy stondt, en wat hem een kort en moedig besluit waardigGa naar margenoot+ zou konnen zyn, streeft naar 't Huis des Hertogs van Aarschot, doet het zig openen, neemt den Hertog gevangen; ook daarna de Heeren van Rassinghem en van Swevighem, Jakob Hessels en Jan de la Porte, Raaden van Vlaanderen, Jan Visch of Visscher, Baljuw van Ingelmonster, en verscheiden' anderen. Toen was hy meester van Gend, daar hy zig sterkte, met driehonderd soldaaten, en de burgervendels, by voorraad, aan hem deedt zweeren, tot dat 'er nader last van de algemeene Staaten en den Prinse komen zou. Op den negenden van Slagtmaand, kwam 'er, | |
[pagina 179]
| |
op den naam der Gendsche Edelen,Ga naar margenoot* aanzienlyken en gemeente, een Geschrift in 't licht, waarin, de gevangen' Heeren beschuldigd werden ‘dat zy den Prins van de Ruwaardy over Brabant zogten te versteeken, en scheuring te verwekken onder de Landschappen; dat zy voorhadden, den Aartshertog tot Landvoogd en eenen Raad van Staate naar hunnen zin te kiezen, buiten bewilliging des Konings en der algemeene Staaten; dat zy volk in Gend hadden willen brengen, en den Prins zouden hebben beoorloogd, zo hy zig 't bewind over Brabant niet onttrokken hadt; en dat zy 't Land liever tot eenen roof aan Don Jan zouden overgegeven, dan in deezen hunnen toeleg te kort geschooten hebben.’ Voorts strooide men eenen Brief onder 't volk, die gezeid werdt, door Hessels, aan den Graave van Roeux geschreeven te zyn, luidende ‘dat men de zaak, by Don Jan, voortzetten moest, om den schendigen ketter,’ dat 's den Prins ‘met al zynen aanhang, te leeren opzitten.’ De algemeene Staaten toonden, midlerwyl,Ga naar margenoot+ weinig genoegen over 't gene te Gend was voorgevallen, zendende den Advokaat Liesveld derwaards, om de gevangenen te doen ontslaan. Zelfs vaardigde de Prins Jonkheer Arend van Dorp af naar Gend, om te wege te brengen, dat men Aarschot los liet, die, kort hierna, op vrye voeten gesteld werdtGa naar voetnoot(r). Ryhove, die dit hadt zoeken te belet- | |
[pagina 180]
| |
ten, en nu voor zyne eigene veiligheid begon te zorgen, tragtte, met de zynen, de naaste Vlaamsche Steden aan zyne koorde te krygen, en scheen eene nieuwe party in 't Land te willen opregten. De vier Leden van Vlaanderen, dit werk zorgelyk inziende, verzogten den Prins te Gend te komen, omGa naar margenoot+ orde te stellen. Hy kwam 'er, op den negenentwintigsten van Wintermaand, werdt 'er, op 't pragtigste, ingehaald, en vereerd met een' open hert van louter goud, waarop Sinceritas, dat is Opregtheid, te leezen stondt. Terwyl hy hier vertoefde, handelde hy, in 't breede, met de Staaten van Vlaanderen en de Regeering van Gend, over 't gewillig draagen der gemeene lasten en 't houden van goed verstand met de andere Steden en Landschappen. Ook herstelde hy de rust eenigermaate. Hy sprak zelfs voor de gevangen' Heeren. Doch sommigen twyfelen, of hem dit ernst ware. Ten minsten, werden zy nu nog niet geslaaktGa naar voetnoot(s). De Prins keerde, binnen weinige dagen, naar Brabant te rug. |
|