Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIX. De Staaten verzekeren zig van 't Slot te Antwerpen.De algemeene Staaten, den Heer van Rassinghem gehoord hebbende, zonden den Abt van Marolles en twee anderen naar Namen, om Don Jan te vertoonen, hoe weinig schyns de toeleg op zynen Persoon hadt, en om hem wederom naar Brussel te noodigen; daar hy veilig zou konnen verblyven. In 't gesprek, welk de Abt met Don Jan hieldt, dreef deeze hem losselyk toe, dat hy 't Slot te Antwerpen voor 't zyne hieldt; dat het hem noch aan geld noch aan volk ontbreeken zou; en dat Marolles dit den Staaten mogt aandienenGa naar voetnoot(g). Doch zo veel waarschuwens werdt 'er niet vereischt, om de Staaten een waakend oog te doen houden op dit Slot, | |
[pagina 155]
| |
daar zy de bezetting, door toezegging van 't voldoen der agterstallen, met hulp van den Heere van Bours, tot hunne zyde overhaalden, op den eersten van Oogstmaand, niet zonder het sneuvelen van eenigen, uit het vendel van Lodewyk van Blois van Treslong, dat voor Don Jan yverde, en het vatten van Treslong zelv'. Ook was, pas te vooren, het vendel van Kornelis van End, door Don Jan naar Antwerpen gezonden, op den weg derwaards, geslaagen, door den Heere de Vers, Neeve van Champagnei: 't welk men voor den aanvang der vyandlykheden tegen Don Jan rekenen mag. 't Omslaan van 't Slot hielp, midlerwyl, de Stad in roere. De Hoogduitsche bezetting, dugtende dat het haar gelden zou, stelde zig in slagorde, en bebolwerkte zig, in de nieuwe Stad, met baalen, balken, wagens en ander schansgereedschap. De burgery raakt, insgelyks, in 't geweer. De roep eener aanstaande plondering klinkt de gantsche Stad door. Men treedt in onderhandeling met de Hoogduitschen, en bezoekt, of zy zig met eene maatelyke somme ter Stad uit wilden laaten koopen. Vergeefs. Een deel Koopluiden begeeft zig, hierop, naar 't Slot, smeekende, dat men zig met het Krygsvolk verdroege; al moest het twee of drie tonnen schats kosten, zy zouden 't geld verschaffen. Toen boodt men eerst honderdenvyftigduizend guldens: en toonde den Knegten de penningen, die de Koopluiden en treflykste burgers, gevolgd van Kassiers, met beurzen vol gouds, vast aanbragten, 't Krygsvolk, door dit ge- | |
[pagina 156]
| |
zigt bekoord, en aan den anderen kant verschrikt, door het dreigen der gewapende burgerye, roept, dat het wel was, zo de Oversten te vrede waren; zo niet; zou menze 'er toe dwingen. Men sprak dan met de Oversten, die zig niet zeer gereed toonden, om den koop toe te slaan. Doch onder dit handelen, en 't gaan en keeren van en naar 't Slot, viel de avond, wanneer men eenige zeilen ontdekte, die, de Schelde op, naar de Stad kwamen.Ga naar margenoot+ Oranje, naamlyk, verwittigd van den toeleg der Staaten op 't Slot te Antwerpen, hadt, in 't Land van Thoolen, eenig volk, onder den Heere van Hautain, byeen doen komen, dat nu, op nader schryvens uit de Stad, met al wat men van schepen byeen brengen kon, derwaards gezonden werdt. Deeze geringe vloot, pragtiglyk uitgestreeken met vlaggen en wimpels, slaakt, in 't naderen, drie schooten, en kwetst eenigen der Hoogduitsche soldaaten. Straks daarna, gaat de kreet op, onder de menigte, de geuzen! de geuzen! daar komenze! De schrik slaat elk elk om 't hert: elk rent, zonder orde, zonder omzien, naar de naaste poorten, zak en pak, en sommigen zelfs de wapenen agterlaatende. Allen raaktenze ter Stad uit, op eenige weinigen na, die, in 't vlugten, geveld werden. Na dat men hun de poorten agter den rug geslooten hadt, werdt Hautain, die, ondertusschen, geland was, feestelyk ingehaald, en van Stads wege vereerd met eenen gouden keten. Onder de papieren der gevlugtte Kolonellen, vondt men veele | |
[pagina 157]
| |
brieven van Don JanGa naar voetnoot(h), uit welken bleek, hoe hy de Hoogduitschen hadt zoeken op te hitsen tegen de Staaten, en zig, met hunne hulp, meester te maaken van de Stad en het Slot. Treslong, die gevat was, werdt, te Brussel, op 't broodhuis gelegdGa naar voetnoot(i). |
|