Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 152]
| |
kenGa naar voetnoot(x); doch, inderdaad, om met den Graave van Lalaing heimelyk te handelen, over de opdragt van de heerschappy der Nederlanden, aan haaren Broeder, den Hertoge van AlençonGa naar voetnoot(y), die, na 't sluiten der Bevrediging met de Hugenooten in Frankryk, in Bloeimaand des jaar 1576Ga naar voetnoot(z), by welke ook de Prins van Oranje in zyn Prinsdom hersteld was, het Hertogdom van Anjou verkreegen en den naam van het zelve aangenomen hadtGa naar voetnoot(a), dien wy hem, voortaan, ook geeven zullen. Don Jan, voorwendende zig verpligt te vinden, om de Koninginne te begroeten, begaf zig, verzeld van de voornaamste Heeren, naar Namen: alwaar hy haar, eenen geheelen dag, met veel pragt, onthaalde. Des anderendaags, deedt hy haar uitgeleide, en was maar even te rug gekeerd, toen hy onderneemt, vlak uit tegen 't eeuwig gebod, 't Kasteel van Namen te verrassen: 't welk zig, op den vierentwintigsten van Hooimaand, deezer wyze toedroeg. De Landvoogd, zig gelaatende uit jaagen te willen ryden, zondt den Graaf van Barlaimont met deszelfs vier Zoonen, Hierges, Megen, Floyon en Hautepenne, naar 't Slot, die den Overste, Jan van Bourgondie, Heere van Froymont, voorhielden, hoe 't wel voegen zou, dat hy Don Jan, in 't voorbyryden, binnen noodigde, om de vesting te bezigtigen. De Slotvoogd bewilligt hierin. Don Jan treedt | |
[pagina 153]
| |
binnen. Terwyl men hem een ontbyt gereed maakt, blyft hy in de poort staan praaten, tot op de aankomst van eenen hoop Ruiters, dien hy, in een naby gelegen bosch, versteken hadt. Toen rukken Don Jan en de vyf Heeren 't pistool uit den kooker, bieden de wagt den tromp, en dryven de bezetting en Froymont zelv' ter vesting uit. Don Jan, roemende dat deez' dag de eerste zyner Landvoogdye was, en dat hy, te lang getergd door de Staaten, voortaan stipt begeerde gehoorzaamd te zyn, roept alle de Heeren, die hem naar Namen verzeld hadden, byeen, hun keur geevende van blyven of vertrekken. De beroerde gemeente, voor 't Slot vergaderd, doet hy, met woorden, stillenGa naar voetnoot(b). Daarna voorziet hy zig van voorraad, en vaardigt, naar veele oorden, brieven af, vervattende de redenen van zyn gedragGa naar voetnoot(c). Den Heer van Rassinghem zondt hy naar Brussel aan de algemeene Staaten, om te vertoonen, dat de zorg voor zyne eigene veiligheid, welke men laagen gelegd hadt, hem hadt bewoogen, zig te verzekeren van 't Slot te Namen. Voorts begeerde hy, dat men Willem van Hoorne, Heer van Heeze, Bevelhebber te Brussel maakte, en de Burgery aldaar ontwapende. Hierges hadt zig, midlerwyl,Ga naar margenoot+ op zynen last, verzekert van CharlemontGa naar voetnoot(d). De toeleg van Don Jan was, op deeze wyze, den oorlog te beginnen tegen de Staaten: waarvan hy en Escovedo den Ko- | |
[pagina 154]
| |
ning, in Grasmaand, reeds de noodzaaklykheid vertoond hadden, by brieven, in syfer geschreeven, op verzoek van den Prinse van Oranje, door bevel des Konings van Navarre, op de heide van Bourdeaux, onderschept, den Prinse, door den Heere de Plessis, toegeschikt, vervolgens ontsyferd, aan de Staaten vertoond, en openlyk uitgegeven. Uit deeze brieven, bleek ook het voorneemen, om Engeland aan te doenGa naar voetnoot(e): en sommigen melden, dat Don Jan, na 't bemagtigen van Engeland, een' kans op Spanje zou gewaagd hebbenGa naar voetnoot(f): waaruit men, in 't voorbygaan, afneemen kan, met hoe veel reden, hy, die zulke voorneemens koesterde, en aan anderen vertrouwde, ons, in de Geschiedschriften, niet slegts als staatzugtig, maar te gelyk als los en zorgeloos, wordt afgemaald. |
|