Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIII. De Prins en de Staaten van Holland en Zeeland zoeken de Spaanschgezinde Steden om te zetten.Terwyl de algemeene Staaten zig dus sterkten tegen Don Jan, waren de Prins en de Staaten van Holland en Zeeland bezig, om de Steden, die zig nog Spaansch hielden, om te zetten. De Staaten vergenoegden zig langer niet met ernstig schryven; maar verklaarden, den agtentwintigsten van Slagtmaand, dat zy de goederen der Amsterdammeren, in 't openbaar, aanslaan en verkoopen zouden, zo de Stad zig, voor den twintigsten van Wintermaand, niet met den Prinse en de Staaten van Holland en Zeeland vereenigde. Ook hadt men, wat eerder, in 't Noorderkwartier, verbooden, naar Haarlem te reizen, of, met de ingezetenen deezer Stad, eenigen handel te dryven, buiten byzonder verlofGa naar voetnoot(u): welk verbod, in Wintermaand, vernieuwd, en ook op Amsterdam en de andere Hollandsche Steden, die den Prinse nog niet toegevallen waren, gepast werdtGa naar voetnoot(v). Te vooren, hadt men egter, aan verscheiden Rynlandsche Dorpen en aan Scheveningen, die stilzaate met Haarlem geslooten hadden, vergund, om, in dezelve, nog voor den tyd van zes maanden, te rekenen van Slagtmaand af, te mogen volhardenGa naar voetnoot(w). Midlerwyl, werdt te toevoer langs de Meer, voor die | |
[pagina 133]
| |
van Haarlem, genoegzaam belet, door de schans te Sparendam. Ook was men, in die Stad, bedugt, dat de Staatschen het brengen van zeevisch derwaards verhinderen zoudenGa naar voetnoot(x): al 't welk te wege bragt, dat de Wethouderschap Gemagtigden afzondt naar Delft, om met de Staaten in onderhandeling te treedenGa naar voetnoot(y). Die van Muiden hadden ookGa naar margenoot+ reeds aan Sonoi geschreeven, dat zy zig wilden houden aan de Gendsche VredeGa naar voetnoot(z), by welke beraamd was, dat de Hollandsche en Zeeuwsche Steden, die nog niet onder 's Prinsen bewind stonden; voor dat men haar in 't Verbond ontving, voldoening van den Prinse zouden mogen vorderen. Muiden kwam, derhalve, het eerst overeen met de Staaten,Ga naar margenoot+ op den eersten van Louwmaand des volgenden jaars, bedingende vryheid van Godsdienst en eenige andere voorregten: ook dat de Slotvoogd, Paulus van Loo, bekend voor Spaanschgezind, dit Ampt en dat van Baljuw van Gooiland zou blyven behouden, mids doende den eed van getrouwheid. Naderhand, verschil gekreegen hebbende met de Staaten, werdt hy van zyn Ampt van Slotvoogd afgezetGa naar voetnoot(a), en alzo men, wat laater, zyne trouw verdagt hieldt, ook van 't Baljuwschap van Gooiland, en van alle zyne andere diensten verlaaten. Jonkheer Willem van Zuilen van Nyveld, die meer aan den Lande verdiend hadt, werdt toen met de Slot- | |
[pagina 134]
| |
voogdy en het Baljuwschap beschonkenGa naar voetnoot(b). Van Loo, op 's Prinsen aanbeveelinge, als buitengewoone Rekenmeester van Holland, doch zonder wedde, aangenomen, kreeg, daarna, bevel om Gooiland te ruimen: en kwam toen in den Haage woonenGa naar voetnoot(c). Weesp en Weesperkerspel maakten, weinige dagenGa naar margenoot+ na Muiden, byna gelyk verdingGa naar voetnoot(d). Die van Haarlem trokken, met brieven van voorschryvinge der Staaten, naar den PrinseGa naar voetnoot(e), met wien zy zig, den eenentwintigsten, verdroegen, bedingende ‘de vrye oefening van den Roomschen Godsdienst, mids den Onroomschen eene Kerk tot hun gebruik laatende; voorts het aanblyven der Wethouderen, tot op den tyd der verkiezinge, die dan, naar ouder gewoonte, zou hebben te geschieden: nog, dat de Stad, met geene bezetting bezwaard zou worden, dan by hoogen nood: en, eindelyk, de behoudenis der PrivilegienGa naar voetnoot(f).’ De Staaten bevestigden, eerlang, dit Verding, en de Gemagtigden der Stad verscheenen, in Lentemaand, wederom voor 't eerst, op de Dagvaart, te DordrechtGa naar voetnoot(g). |
|