Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 128]
| |
aangevangen handel, tusschen hem en de Staaten, of hy zogt deezen, door brief op brief, allen verdrag, voor dat het uitheemsch Krygsvolk vertrokken zou zyn, met kragt van redenen, te ontraaden. Zelfs oordeelde hy, ‘dat zy, daarna, bedingen moesten, tweeof driemaal in 't jaar, of zo dikwils als zy 't goedvonden, te mogen vergaderen: voorts, dat 'er geene werving geschieden, noch ergens bezetting gelegd worden mogt, dan met hunne bewilliging, en dat alle Kasteelen mogten worden geslegt: in 't geeven van welken raad, hy betuigde, geen oogmerk altoos te hebben, om de Landen in roere te houden; maar alleenlyk dezelven, gelyk van ouds, onder de wettige gehoorzaamheid aan hunnen Landsheere, te doen bestieren, door de algemeene Staaten, voor welken en voor 't Vaderland, hy zynen laatsten droppel bloeds ten beste hadtGa naar voetnoot(m).’ Ga naar margenoot+ 's Prinsen schryven bragt zo veel te wege, dat het gevoelen der zulken, die Don Jan, zonder eenige bepaaling, tot Landvoogd wilden aanneemen, verworpen werdt. Men lei hem dan, van wege de algemeene Staaten, eenige punten voor, 't vertrek der Spanjaarden, de aanneeming der Gendsche Vrede en het byeenroepen der Staaten betreffende. Hy antwoordde ‘dat hy 's Konings vreemd Krygsvolk verzenden wilde, zo de Staaten ook 't hunne afdankten, en dat hy 't | |
[pagina 129]
| |
buitens Lands houden zou, ten ware de nood, of eenige uitheemsche oorlog het tegendeel vorderde. Ook wilde hy tot eenen gemeenen Vredehandel verstaan, mids men 't Roomsch geloof en 's Konings hoogheid niet te na kwame. En zo men hem deeze twee punten verzekeren wilde, zou hy ook de algemeene Staaten doen vergaderenGa naar voetnoot(n).’ De Prins van Oranje, kennis van dit antwoord bekomen hebbende, verzuimde niet, den algemeenen Staaten, op den naam van die van Holland en Zeeland, te vertoonen, hoe schalk en kwalyk sluitend het ware ingesteld: te gelyk ontdekkende, hoe men, uit onderschepte brieven van den Koning, van Don Jan, van Roda en anderen, bespeurd hadt, dat de Spaanschen van meening waren, nieuw volk te werven, en den kryg voort te zetten. Voorts werdt verklaard, dat men, in Holland en Zeeland, niet gezind was, zig te voegen tot een Verdrag, dat, ten nadeele der vrede en vryheden, zou mogen worden aangegaan, alzo men zig onschuldig wilde houden aan het onheil, welk hieruit, voor de Landen, te wagten stondtGa naar voetnoot(o). Midlerwyl, zondt Don Jan, om te toonenGa naar margenoot+ dat het vertrek der Spanjaarden hem ernst was, zynen Geheimschryver, Jan de Escovedo, nevens Octavio Gonzaga, naar Antwerpen, om de Spaansche Bevelhebbers te beweegen tot de reize. Zy hadden egter last, | |
[pagina 130]
| |
om hun ter sluik in te geeven, dat zy niet in den togt moesten bewilligen, dan ter zee: gelyk zy deeden. De reden hiervan was een geheim van Staatkunde, daar niemant op verdagt was. In 't gemeen, oordeelde men, dat Don Jan de reis ter zee deedt begeeren, omGa naar margenoot+ 't volk te langer in 't Land te houden. Doch 't is allengskens gebleeken, dat hy voorhadt, zig van de vloot, die de uitheemsche Knegten voeren zou, te bedienen, om Engeland te bemagtigen. Paus Gregoor de XIII. hadt hem 't regt op dit Ryk, welk de Roomsche Stoel voor zyn Leengoed rekent, met 's Konings bewilliging, opgedraagenGa naar voetnoot(p): en hy stondt, daarenboven, naar het Huwelyk met Maria, Koninginne van SchotlandGa naar voetnoot(q), die, zynde eene Dogter van Koning Jakob den V, Zoon eener Zuster van Henrik den VIII, oordeelde geregtigd te zyn tot de Kroon van Engeland, boven de tegenwoordige Koninginne; op de wettigheid van welker geboorte, veel te zeggen viel. De Spaansche Oversten dan, zingende, gelyk men hun geleerd hadt, verklaarden gezind te zyn, om te vertrekken, mids men hun vooraf betaalde, en te scheep deedt reizen, alzo zy te lande, in den winter, en by beslooten wegen in Savoye, ter oorzaake van de pest, onmogelyk voortkonden.Ga naar margenoot+ Hunne begeerte werdt den Staaten voorgeleid, die 'er niet door zagen. De schepen konden, niet dan na drie maanden, gereed | |
[pagina 131]
| |
zyn. De kosten, tot de uitrusting vereischt, waren niet te vinden: veel min de soldy der Knegten. Ook zou men de vloot, alsze den Spanjaarden eens in handen gesteld was, genoegzaam verlooren mogen rekenen. Zy stemden de reis te water dan plat af. Don Jan schreef hun, daarentegen, dat de Spanjaards niet te beweegen waren, om te lande te reizen. Zy, wederom, dat zy hem niet voor Landvoogd aanneemen konden, voor dat het uitheemsch Krygsvolk vertrokken ware: waarby de handel eene poos steeken bleefGa naar voetnoot(r). Midlerwyl, verkreegen de Staaten eene verGa naar margenoot+ klaaring der God- en Regtsgeleerden van Leuven, dat deezen de Gendsche Vrede nuttig hielden voor den Roomschen Godsdienst; welke verklaaring, sedert, door de meeste Nederlandsche Abten, Dekens en andere Kerkelyken, ondertekend werdt. Ook verklaarde de Raad van Staate, op der Staaten verzoek, dat de gehoorzaamheid, die men den Koning schuldig was, niet verkort werdt, by de Gendsche VredeGa naar voetnoot(s). Door zulke verklaaringen, zogt men Don Jan tot het aanneemen dier Vrede over te haalen: terwyl men, aan de andere zyde, omzag, naar middelen, om hem 't hoofd te bieden, zo hy den kryg dagt voort te zetten. Onder anderen, verkreeg men, in Engeland, veertigduizend Angelotten, in ongemunt zilver, ter leen, en toezegging tot honderdduizend ponden sterlingsGa naar voetnoot(t). Men wil, dat de Koningin, nu, | |
[pagina 132]
| |
door den Prinse van Oranje, berigt gekreegen hadt van den toeleg van Don Jan op Engeland, waarom zy 't van haar belang rekende, hem, in de Nederlanden, op te houden en werk te verschaffen. |
|