Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXII. De Gendsche Bevrediging wordt getroffen.De ramp van Antwerpen vorderde de Vredehandeling te Gend, die, buiten dit, op eenen goeden voet stondt. De Staatschen bespeurden nu klaarlyk, dat de muiters gestyfd werden, door de Spaansche Grooten. Men kwam dan, in zesentwintig punten, overeen, die den agtsten van Slagtmaand getekend werden, en welker voornaamsten op deezen zin uitliepen: ‘De Staaten van Brabant,Ga naar margenoot+ Vlaanderen, Artois, Henegouwen, Valenchyn, Ryssel, Douai, Orchies, Namen, Doornik, Utrecht en Mechelen, ter eener, en de Prins van Oranje met de Staaten van Holland en Zeeland en derzelver Bondgenooten, ter anderer zyde, belooven, eene goede en vaste vriendschap met elkanderen te zullen onderhouden, en elkanderen, met goed en bloed, te zullen bystaan, om de uitheemsche Knegten, met naame de Spanjaards, ten Lande uit te dryven en te houden. Hierna, zullenze de Vergadering der algemeene Staaten doen beschryven, om orde op 's Lands zaaken te beraamen, met naame op den Godsdienst, in Holland, Zeeland, Bommel enz. Niemant zal zig vervorderen, buiten Holland en Zeeland, en de | |
[pagina 116]
| |
Plaatsen met hen gevoegd, iets te onderneemen, ten nadeele van 't Roomsch geloof. De uitvoering der strenge Plakaaten blyve, midlerwyl, geschorst, tot op de Vergadering der algemeene Staaten. Oranje zy Zee - Admiraal en Stadhouder over Holland, Zeeland, Bommel enz., tot dat de algemeene Staaten, hierop, nader orde stellen: blyvende egter de Plaatsen, die thans niet onder zyn bewind staan, schoon gelegen in Holland of Zeeland, hiervan uitgezonderd: ter tyd toe, dat zy dit Verbond omhelsd, en van den Prinse, in 't stuk van den Godsdienst of in andere opzigten,Ga naar margenoot* voldoening ontvangen zullen hebben. Alle gevangenen zullen geslaakt worden, met naame de Graaf van Bossu. De Prins en alle anderen worden hersteld, in hunne verbeurde goederen en eere, met naame de Gemaalin van den Ryngraave, eertyds Weduwe des Heeren van Brederode, en de Graaf van Buuren. Doch op vervreemde tilbaare haave zal men, van wederzyde, geen verhaal hebben. De zuilen en zegetekens, door Alva, tot schande van de genoemden of anderen, opgeregt, zullen vernield worden. De Geestelyken, goederen hebbende, in Holland of Zeeland gelegen, zullen in 't bewind derzelven, zo ver 't het weereldlyke raakt, hersteld worden. Den geweeken' Kloosterlingen zal men een redelyk onderhoud verzorgen: alles tot op nader bevel der algemeene Staaten. Alle ontervingen, ter zaake van den Godsdienst of de beroer- | |
[pagina 117]
| |
ten, worden vernietigd. Op de munte, in Holland en Zeeland, verre boven de waarde, opgezet, zal men eenen eenpaarigen voet tragten te beraamen. Ook zal aan de algemeene Staaten staan, of de kosten van 's Prinsen twee Krygstogten niet behooren te komen ten laste der gemeene Nederlanden. De Landen en Steden, die de tegenparty volgen, zullen de voordeelen van dit Verbond niet genieten, voor dat zy 't zullen aangenomen hebben: 't welk hun, wanneer 't hun gevalt, zal vrystaanGa naar voetnoot(s).’ De meeste Nederlanders ontvingen de tyding der Gendsche bevrediging met uitgelaaten' blydschapGa naar voetnoot(t). De Acte, waarby dezelve werdt aangenomen, werdt, in alle de Hollandsche Steden, bezegeldGa naar voetnoot(u); en men poogdeze, sedert, aan de andere Gewesten, tegen eene gelyke Acte, over te leveren; doch hiertoe niet hebbende konnen geraaken, werdt zy, eenige jaaren laater, onder 's Lands oorsprongkelyke stukken, nedergelegdGa naar voetnoot(v). Wyders, alzo men hier thans bedugt was, dat veele uitgeweeken' Roomschen, ingevolge der bevrediging, wederom in 't Land zouden willen komen, vonden de Staaten van Holland, wat laater, geraaden, eenen scherpen eed op te stellen, die alle uitgeweekenen doen moesten, eer het hun vrystondt, zig hier | |
[pagina 118]
| |
wederom neder te zetten. Zy moesten, by denzelven belooven ‘niets tegen den hervormdenGa naar margenoot+ Godsdienst te zullen raaden, of in 't werk stellen, en geene poogingen te zullen aanwenden, om eenigen anderen Godsdienst hier te doen oefenen, immers niet, voor dat zulks, na 't verjaagen der Spanjaarden, door eene wettige Vergadering der algemeene Staaten, beraamd zou zyn.’ De Prins zag, nogtans, ongaarne, dat men de luiden, boven de punten der Gendsche Bevrediging, bezwaarde. Ook meen ik, dat de eed, naderhand, door de Staaten van Holland en Zeeland, eenpaariglyk, in zo verre, verzagt werdt, dat men alleenlyk de handhaaving der Gendsche Bevrediging behoefde te belooven, zonder omtrent den Godsdienst tot eenige byzondere verklaaring gehouden te zynGa naar voetnoot(w); hoewel sommigen geschreeven hebben, dat de eerste en scherpste eed in Holland stand hieldtGa naar voetnoot(x). Voorts werdt, ten deezen tyde, in Holland en Zeeland, ook alle handel met de muitende Spanjaards en derzelver aanhangers, op 's Konings naam, verboodenGa naar voetnoot(y). Ga naar margenoot+ Op den dag van het tekenen der Gendsche Bevrediging, was het Slot te Gend overgegaan aan de Staatschen, en terstond met twee vendels, een van den Graave van Roeux, en een van den Prinse van Oranje bezet: ook hadt de Prins, weinige dagen te vooren, Zierikzee, verlaaten van Mondragon, en de | |
[pagina 119]
| |
sterkten in dien oord, doen bezetten, door den Graave van Hohenlo. Uit Oudewater, liet men de bezetting, slegts zeventig man sterk, verloopen, waarna de Stad van Staatsch volk voorzien werdtGa naar voetnoot(z). De Graaf van BossuGa naar margenoot+ was, kort na 't sluiten der Gendsche Vrede, onder eene sterke wagt, naar Zeeland gevoerd, daar hem de Prins, zo 't schynt, heeft tragten te beweegen, tot het verlaaten der Spaansche zyde, dat hy, eerlang, openlyk genoeg deedt. Hy werdt, terstond na zyne aankomst, op vrye voeten gesteld, en begaf zig, in Wintermaand, naar BrusselGa naar voetnoot(a). De Spaanschen verlieten ook de Beverwyk en 't Huis Assumberg, daar Sonoi terstond een deel volks heenen schikte. Ook werdt Hopman Helling gelegd in de schans te Sparendam, tot merkelyke benaauwinge van Haarlem. De schans was, kort te vooren, verlaaten, door Hopman Margelle, die dreigde den Haage en 't Westland te plonderen; doch in zynen vaart gestuit werdt, door eenen goeden hoop volks, gelegd te NoordwykGa naar voetnoot(b). De voornaame toeleg van den Prins en de Staaten strekte, thans, om Holland, Zeeland en 't Stigt, geheellyk, onder de gehoorzaamheid van zyne Doorlugtigheid te brengen, en met Haarlem, Amsterdam en Utrecht te beginnen; welke Steden, door brief op brief, werden aangezogt en geperst tot onderwer- | |
[pagina 120]
| |
pingGa naar voetnoot(c). Men hieldt dit niet te stryden met de Gendsche Bevrediging, alzo, zeide men, de Hollandsche Steden, by voorbeeld, niet konden geagt worden, met elkanderen bevredigd te zyn, voor dat zy zig allen, onder 's Prinsen gehoorzaamheid, begeven haddenGa naar voetnoot(d). Ondertusschen, geraakten Holland en Zeeland aan ademtogt, door 't vertrek van 't Spaansch Krygsvolk, en men begon 'er haast de vrugten te smaaken van de merkwaardige veranderingen, die de dood des Landvoogds, de muitery van 's Konings soldaaten en de Gendsche Vrede, dit jaar, in de Nederlanden, te wege gebragt hadden. De binnenlandsche kryg week, na dat zig de voornaamste Landschappen tegen de Spanjaards verbonden hadden, geheellyk, van den Hollandschen en Zeeuwschen bodem: de Prins kreeg de handen ruim, om de nabuurige gewesten tot zyne zyde te doen overslaan, en eerlang een Verbond onder hen te doen sluiten, welk hem in staat stelde, om den Koning van Spanje, moediglyk, het hoofd te bieden. |
|