Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVI. List van den Baljuw Vosbergen, om Zierikzee dienst te doen.Midlerwyl, was in 't Leger gekomen Gasper van Vosbergen, Hoogbaljuw van Zierikzee, en eenige anderen, met last, zo zy zeiden, om de Stad, by verdrag, op te geeven; doch in het zelve ook eenige Oorlogsschepen te begrypen, waarom zy vrygeleide derwaards verzogten. Mondragon, wien 't beleg van Zierikzee aanvertrouwd was, weetende hoe veel het inhebben zou, de Stad, met geweld, te dwingen, bewilligde in hun verzoek: doch zy bewerkten regt het tegendeel van 't gene zy voorgewend hadden by de scheepshopluiden, aanwyzende, welke dyken men door te steeken hadt, tot beveiliging der Stad, en tekens beraamende, om elkanderen kondschap te geeven van den stand der zaaken. Zelfs beschikten zy, dat 'er, by nagt, volk en voorraad in de Stad geholpen werdt. Te rug gekeerd, maakten zy den Spaanschen | |
[pagina 74]
| |
diets, dat zy, met de schepen, klaar waren, en nu slegts verslag in de Stad hadden te doen, om terstond in onderhandeling te konnen treeden. Doch toen hierop niets volgde, bespeurden de Spaanschen te laat, dat zy misleid waren, en raadslaagden, terstond, of men Zierikzee of eerst Bommenede zou aantastenGa naar voetnoot(d). Tot dit laatste werdt beslooten, op dat Zierikzee en Schouwen, als men deeze plaats agter de rugge liet, door dezelve, geen' onderstand zouden konnen krygen,Ga naar margenoot+ uit Holland. Bommenede werdt dan beschooten uit twaalf stukken, die, binnen drie dagen, eene tamelyke opening maakten. Toen tradt men in onderhandeling, welke pas aangevangen was, of een Vendrig bestondt, buiten last, eenen oord aan te vallen, die hem zwakst scheen; doch hy werdt 'er zo ontvangen, dat hy met veertig der zynen sneuvelde. Hierop brak de handel af. De Spaanschen, aan 't stormen gevallen, werden mannelyk afgekeerd, en, door den opgekomen vloed, want zy hadden de plaats van den zeekant aangetast, gedwongen te deinzen. Twee dagen daarna, op den vyfentwintigsten van Wynmaand, werdt de storm hervat, die vyf uuren duurde, en byster veelGa naar margenoot+ bloeds kostte. Eindelyk, werden de Spaanschen der veste meester; daar, volgens het lot der Plaatsen, die stormenderhand overgaan, eene ysselyke slagting viel, zo dat 'er geene twintig, krygsluiden en burgers, teGa naar margenoot+ lyve bleevenGa naar voetnoot(e). Terstond hierna, werdt | |
[pagina 75]
| |
het beleg van Zierikzee ondernomen. Arend van Dorp was hier Overste, en hadt de Stad, in alleryl, weeten te voorzien, en in staat gesteld van tegenweer. Requesens kwam zelf in 't Leger, om orde op 't beleg te geeven. Hy was verzeld van Chiappin Vitelli, die, op de te rug reize, met de koets omgesmeeten zynde, zig derwyze bezeerde, dat hy, in 't schip tusschen Schouwen en Antwerpen, overleedtGa naar voetnoot(f). Zierikzee bleef belegerd, tot in den volgendenGa naar margenoot+ zomer. Midlerwyl, werdt Holland van verscheiden' oorden gedreigd en overvallen, waardoor de kragten der Bondgenooten verdeeld en gedund werden. In Friesland, daar de Sonoischen, in Oogstmaand, het Dorp Balk geplonderd en verbrand haddenGa naar voetnoot(g), te Amsterdam, en aan andere oorden, werden schepen toegerust. De Heer van Billy, eenen vergeefschen toeleg op Texel gehad hebbende, plonderde Vlieland. 't Zelfde zogt hy ook Wieringen te doen; doch 't ging hem hier als op TexelGa naar voetnoot(h). Requesens hadt ook het oog geworpen op de Dordrechtsche Waard; doch Oranje voorkwam hem, brengende aldaar eenentwintig vendelen knegten, honderd ruiters en drieduizend boeren byeen, waardoor de Waard buiten gevaar gesteld werdtGa naar voetnoot(i). |
|