Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVIII. Toerusting te water in Spanje.De Spaanschen bleeven egter, onaangezien dit verlies te lande, schier overal meester, en drongen, ten deezen tyde, langs hoe dieper in Holland in. Ter zee, waren, daarentegen, de Hollanders en Zeeuwen de sterkstenGa naar voetnoot(n): wier magt te water meer toe- dan afnam, | |
[pagina 475]
| |
doordien zy 't voordeel van den Koophandel en Vaart op Spanje nog behielden. Requesens, dit bevroedende, hadt den Koning, omtrent deezen tyd, aangezet, om de onzen, ook te water, feller dan te vooren, aan te tasten, en ten dien einde, eene magtige Vloot uit Spanje herwaards te zenden. Straks hierop, werdt eene menigte van Embder en Oosterschen niet slegtsGa naar voetnoot(o); maar ook van Hollandsche en Zeeuwsche Koopvaardyschepen, in de Spaansche Havens, aangehouden. De Koning deedt een goed getal van schepen byeen brengen. Men kreeg 'er hier ras kennis van, stelde orde, om 'er zig op te wapenen, en bakens en tonnen, waaraan de vyand de kusten en diepten zou mogen kennen, in één uur, alomme weg te doen neemenGa naar voetnoot(p). Doch toen 's Konings Vloot, die vyftienduizend man, behalve 't Bootsvolk, ophadt, reeds gemonsterd was, ontstondt de roode loop op de schepen, die veel volks en zelfs den Admiraal der Vloote, Pedro Melenda, wegsleepte, waardoor deeze onderneeming in rook verdweenGa naar voetnoot(q). De Vloot by Antwerpen, onlangs, door de Zeeuwen, genomen en verstrooid, was tot versterking der Vloote, die uit Spanje verwagt werdt, geschikt geweestGa naar voetnoot(r). 't Verslaan derzelve bragt, vermoedelyk, ook veel toe, om de Spaansche Vloot te doen agterblyven. |
|