Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVII. Muitery der Spanjaarden.Schadelyker gevolgen zou deeze slag voor de Hollanders gehad hebben, zo niet de Spanjaards, terstond na den stryd, tegen de gewoonte der Duitschers, die 't voor 't vegten plagten te doen, aan 't muiten geslaagen waren, en om betaaling geroepen hadden. Verjaagende zelfs hunne bevelhebbers, kiezenze andere Oversten, en slaan op weg naar Antwerpen. Met weinige moeite, binnen geraakt, lietenze zig, ook door de tegenwoordigheid des Landvoogds, niet wederhouden van het plonderen der wooninge van den Heere van Champaignei, Fredrik Perenot van Granvelle, Broeder des Kardinaals, en thans Bevelhebber der Stad. Tegen den avond trokken zy, by tienen of meerder getal, in de huizen der burgeren, daar zy zig rykelyk deeden opschaffen, streevende voorts, den | |
[pagina 472]
| |
gantschen nagt door, langs de straaten, en, met schreeuwen, schellen en slaan aan de deuren, alles doende sidderen: 't welk veele burgers besluiten deedt, om, met den dag, de Stad te verlaaten. Dit hollen der Spanjaarden duurde ettelyke dagen. Men boodt hun een gedeelte der verdiende soldye op hand; doch zy schreeuwden, tot heeschwordens toe, dat 'er 't volle geld zyn moest. Eindelyk, lieten zy zig beweegen, om een gedeelte der betaalinge in lakenen, het overige in geld te ontvangen. Doch toen, na verloop van eenige dagen, de Landvoogd hun liet voorhouden, dat men hem, tot de volle betaalinge, zo stipt niet verbonden moest agten; maar een weinig gedulds neemen; gaat het hollen wederom aan, als te vooren. Men merkt, nogtans, aan, dat de muiters zo streng een' tugt onderhielden, dat niemant hunner den burgereren ongestraft iet ontstal. Eindelyk, lieten zy zig, door betaaling en beloften, andermaal stillen, neemende hunne oproerigheid, die de burgers van Antwerpen veel gelds gekost hadt, nog beter einde, dan men, in 't eerst, gevreesd hadtGa naar voetnoot(d). Ga naar margenoot+ De Spaansche Vloot, die te Antwerpen lag, was, onder 't muiten der Spanjaarden, een stuk van de Stad af, benedenwaards, geweekenGa naar voetnoot(e), op dat 'er de oproerigen niet op aanvallen zouden. De Zeeuwen, hiervan de lugt gekreegen hebbende, zeilden 'er, met een tamelyk tal van smak- en razeilen, op af, | |
[pagina 473]
| |
bemagtigden drie schepen, en staken drie anderen, die aan den grond geraakt waren, in den brand. Adolf van Haamstede, Onder-Admiraal aan de Spaansche zyde, viel, by deeze gelegenheid, den Zeeuwen in handen, en werdt op Delft naar den Prins gevoerd, daar hy lang zat. De Spanjaarden, die nu te Antwerpen feest hielden, over de zege, op de Mookerheide bevogten, moesten, zo uitgestreeken als zy waren, te wapen loopen, en, den slykerigen dyk langs, aantrekken op de onzen. Men plaatste hen, buitensdyks, in den modder, van waarze wakker vuurden op de Zeeuwen; doch niet beletten konden, dat deezen, met de genomen' schepen en veel buits en gevangenen, naar Walcheren, te rug keerdenGa naar voetnoot(f). Doch hoe zuur de neêrlaagGa naar margenoot+ te Mook den Hollanderen zou opgebroken hebben, was 'er de muitery der Spanjaarden niet op gevolgd, kan men speuren, aan verscheiden' aanslagen op Holland, ten deezen tyde, voorgenomen door den Landvoogd; van welken 'er eenigen in 't werk gesteld en uitgevoerd werden. Baldes zogt Delft,Ga naar margenoot+ door verrassing, in te krygen: doch de toeleg werdt ontdekt, en de Spanjaards genoodzaakt, onverrigter zaake, af te wykenGa naar voetnoot(g). Eenige maanden te vooren, hadt Billy, wederom,Ga naar margenoot+ gepoogd om den Slotvoogd van Medenblik te beweegen, tot het overleveren van het Slot en de Stad aan den KoningGa naar voetnoot(h). Ook eischte Hertog Erik van Brunswyk, by eenen | |
[pagina 474]
| |
Brief van den zevenden van Zomermaand, Hoorn en Enkhuizen op. Doch deeze poogingen hadden geen gevolgGa naar voetnoot(i). Beter slaagde de togt van Chiappin Vitelli, dien Requesens, na 't stillen der muiterye te Antwerpen, met eenige Spanjaarden en Zwitsers, naarGa naar margenoot+ Zuidholland gezonden hadt. Bommel en Gorinchem voorby trekkende, viel hy op Woudrichem, beschoot het, en noodzaakte de bezetting de plaats te verlaaten. Daarna nam hy Leerdam in, by Verdrag, en deedt hier twee Predikanten en den Schoolmeester ophangenGa naar voetnoot(k). Asperen, de zwakste plaats van de drie, ging, op bloot besprek, dat de bezetting vryelyk uittrekken mogt, aan hem over: waarna hy naar Brabant te rug keerdeGa naar voetnoot(l). De Heer van Chevreaux deedt, wat vroeger, eenen tweeden togt in Waterland, en verjoeg de bezetting uit de Schans te Ilpendam.Ga naar margenoot+ Doch alzo men Hoorn en Enkhuizen van volk ontledigd hadt, om Purmerende sterk te bezetten, stiet Chevreaux hier het hoofd, en liet 'er, zo men wil, wel tweeduizend man zittenGa naar voetnoot(m). |
|