Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIV. Oranjes aanslag op Antwerpen mislukt.De Prins, nu verre meester ter zee, smeedde, kort na 't overgaan van Middelburg, eenen aanslag op Antwerpen, waartoe de Zeeuwsche Vloot gebruikt zou worden. Doch zyne Doorlugtigheid hieldt ook heimelyk verstand, met zekeren Jan Alonso, Soldaat van 't Kasteel, welk hy den Prinse leveren zou, om twintigduizend Dukaaten. Jan de Vos en Pieter Torqueau waren, bedektelyk, in de Stad gekomen, met schriftelyken last van den Prinse, om den aanslag, die den vyfden van Lentemaand voortgaan moest, te vorderen. Vierof vyfhonderd rappe soldaaten, meest wilde Geuzen, uit het Woud van Ypere, waren reeds ter poorten in gesloopen, en zouden, in de Stad, van wapenen worden voorzien. Doch de toeleg werdt, pas voor de uitvoering, ontdekt, Alonso en andere medepligtigen gevat, en ter dood gebragt. De Vos, Torqueau en de meeste soldaaten waren 't, door de vlugt, ontkomenGa naar voetnoot(p). By de Nassauschen broeiden, ten deezen tyde, dierge- | |
[pagina 465]
| |
lyke aanslagen op verscheiden' andere Steden, waarvan ons geen byzonder berigt voorgekomen isGa naar voetnoot(q). Doch de Koningschen zaten ook niet stil.Ga naar margenoot+ Zy zogten, door eenige uitgeweeken' burgers, die heimelyk verstand in Gouda hielden, deeze Stad te bemagtigen. Jan Hei, die zig te Utrecht bevondt, en eenige anderen dreeven deezen handel, met eenige Gemagtigden van Noirkarmes, die, ten deezen tyde, van wege der Spaanschen, 't Stadhouderschap over Holland en Utrecht, in Bossus plaatse, waarnam. In de Stad, hadt men omtrent twintig Roomschgezinden ingewikkeld in den aanslag. Een derzelven, eertyds Stads Slotemaaker, hadt nog onder zig de sleutels van 't Vlamings poortje, door welk, men de Spanjaards zou inlaaten: of zo dit niet gelukte, zou men een toegemetseld gat in den doeletooren openen; waardoor men hen, over de graft, binnen helpen zou. De nagt na den vyfden van Sprokkelmaand was tot de uitvoering bestemd. Doch op den derden, kwam Jonkheer Albrecht van Egmond, met honderdenvyftig Knegten, binnen Gouda, waaruit vermoeden rees in de samenspanners, dat hun toeleg ontdekt was. De Schoonzoon van Jan Hei, Adriaan Pieterszoon, schreef dit over naar Utrecht; doch de boer, die den brief brengen zou, werdt betrapt: en daarna ook Adriaan Pieterszoon en verscheiden' anderen. Hy en nog eenigen werden onthalsd en gevierdendeeld; anderen, om hunner jonkheids wille, | |
[pagina 466]
| |
verschoondGa naar voetnoot(r): onder welke laatsten zekere Reinier Dirkszoon zal geweest zyn, wiens Moeder ik vind, dat, in Wynmaand, by zyne Doorlugtigheid, om vergiffenis voor hem, heeft aangehoudenGa naar voetnoot(s). |
|