Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVIII. Slag op de Zuiderzee.Doch de overwinning der Nassauschen, vier dagen na 't opbreeken van 't beleg van Alkmaar, op de Zuiderzee, behaald, gaf's Prinsen zaaken, in Holland, eene veel betere gedaante. Bossu hadt, deezen zomer, te Amsterdam, eene Vloot doen uitresten van agttien schepen, bemand met dertienhonderdentwaalf koppen, welker soldy en mondkost, op twintigduizendzeshonderdtwee-en-negentig guldens en tien stuivers, ter maand, berekend was. Met deeze Vloot, meende men het Noorderkwartier onder te brengen. De Heer van Billy zou 'er eenige schepen byvoegen, die, in Friesland en te Groningen, werden gereed gemaakt; doch zo veel leeden van eenen zwaaren storm, omtrent den twintigsten van Oogstmaand, dat zy agterblyven moestenGa naar voetnoot(b). Bossus Vloot, over welke hy zelf, als Admiraal, en Boshuizen, als Luitenant-Admiraal, geboodt, liep uit, op den twaalfden van Herfstmaand, en geraakte over de wrakken, die Sonoi in 't Y hadt doen zinken, en welken men meenden, met den jongsten storm, verdreeven te zyn. Toen werden de schansen, in Waterland, bemagtigd, waarvan wy, te voorenGa naar voetnoot(c), gewaagd hebben. In 't Noorderkwartier, bevondt men zig in groote verlegenheid. De Westfriesche | |
[pagina 449]
| |
schepen weeken agterwaards, tot aan en over 't Pampus; en men bragt, te Hoorn en te Enkhuizen, nog eenige schepen in zee, zo dat de Nassausche Vloot omtrent vierentwintig zeilen sterk werdt. Bossu vermeerderde de zyne tot omtrent dertig, en kwam, den vyfden van Wynmaand, over 't Pampus, om de Westfriesche schepen, over welken Kornelis Dirkszoon van Monnikendam, als Admiraal, geboodt, op te zoeken. De Nassauschen zogten de vyandlyke schepen aan boord te klampen; doch Bossu poogde hen te ontwyken, zig verlaatende op de kragt van zyn geschut, dat verder droeg; en op de bezeildheid zyner schepen. 't Liep aan tot den elfden, eer men regt handgemeen raakte. Toen hegtten de Admiraal Dirkszoon en drie andere schepen zig aan 't schip van Bossu, voerende den naam Inquisitie, en dreeven, met hetzelve, al vegtende, agter de Nek, by Wydenesse; daar de Inquisitie aan den grond raakte. Een groot en vyfkleine Konings schepen waren, ondertusschen, bemagtigd: de overigen, onder Jan Simonszoon Rol, tot over 't Pampus, te rug gejaagd. Met Bossu werdt, den gantschen nagt door, vinnig gevogten. Des morgens, met de schemering, sprongGa naar margenoot+ Jan Haring van Hoorn over in Bossus schip, klauterde by de takels op, en rukte de vlag van de steng; doch werdt, in 't nederdaalen, in zyne borst geschooten, dat hy 't bestiers. Omtrent den middag, besloot Bossu,Ga naar margenoot+ zyn Krygsvolk, op veertien of vyftien man na verlooren hebbende, zig, by verdrag, op te geeven, bedingende 't lyf voor de zynen, | |
[pagina 450]
| |
voor zig zelven, daarenboven, eene Graaflyke gevangenis. 't Verdrag werdt, daarna,Ga naar margenoot+ bekragtigd, door Sonoi, en door de Staaten van 't Noorderkwartier; die, eenige maanden geleeden, by raade van den Prinse van Oranje, hadden vastgesteld, eene gewoonlyke Vergadering van Gemagtigden uit de Vroedschappen der Steden, te Hoorn, te houden, welke, naderhand, de Vergadering der Gekommitteerde Raaden van Westfriesland en 't Noorderkwartier genoemd is, en nog te Hoorn zitGa naar voetnoot(d). Bossu werdt, in deeze zelfde Stad, in 't Weeshuis, gevangen gezet; daar hy wel drie jaaren zat: de andere gevangenen, ruim driehonderd sterk, werden, daar, en gedeeltelyk te Enkhuizen geplaatst. Veelen werden, tegen gevangenen, die by den vyand zaten, uitgewisseld; en raakten, by deze gelegenheid, Burgemeester Kies en andere Haarlemsche gevangenen vryGa naar margenoot+Ga naar voetnoot(e). Na deeze overwinning ter zee, begon het scheepsvolk, in 't Noorderkwartier, wederom om betaaling te roepen, en aan 't muiten te slaan: en 't liet zig niet stillen, voor men den Admiraal en Krygskommissarissen in verzekering genomen, en zo lang bewaard hadt, tot dat den muiteren drie maanden voldaan warenGa naar voetnoot(f). |
|