Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 438]
| |
leg van Goes, te lande, door het doorsteeken der dyken, en te water, hadt beginnen te benaauwen, en de schepen, die den toevoer van Antwerpen derwaards bragten, nu en dan, met voordeel, was aangevallenGa naar voetnoot(g). Zelfs gelukte het den Nassauschen, in den aanvang deezes jaars, de ketens van eenige schepen, te Antwerpen aan de kaai leggende, aan stukken te slaan, en de schepen weg te voeren. In Sprokkelmaand, ondernam Sanchio d'Avila, Overste van Antwerpen, Middelburg wederom te spyzigen. Doch de Vlissingers hadden de Schelde, by Lillo, met schepen vol puins, gekropt, zo dat'er de grootste schepen niet vlooten konden, en de kleinen, deerlyk, door 't geschut, werden gehavend. Doch 't puin, na weinige dagen, zynde in zee gespoeld, kwam d'Avila, met eenige zwaare schepen, voor Walcheren, daar een hevige waterstryd voorviel. De Elefant, een zyner schepen, werdt aan boord geklampt, en, met nog een ander, vegtenderhand, overmeesterd. Vier schepen, aan den grond geraakt en verlaaten van 't volk, dat in de boots overzeild werdt, werden, insgelyks, bemagtigd: nog een, dat ook vast zat, door de Spanjaards, verbrand. De overigen bergden zig onder Rammekens; doch werden, in 't keeren naar Antwerpen, nogmaals aangetast door de Nassauschen, die twee schepen vermeesterden. Men wil, dat 'er, van 's vyands zyde, in deeze gelegenheid, agthonderdGa naar margenoot+ man omgekomen zynGa naar voetnoot(h). De Nassau- | |
[pagina 439]
| |
schen in Zeeland schepten hieruit zo veel moeds, dat zy, op 't aanhouden van eenige Vlaamsche Edelluiden, eenen aanslag opGa naar margenoot+ Thoolen of Tertoolen ondernamen. Zy landden, met vyftienhonderd man, tusschen Bergen op Zoom en Thoolen. Doch Mondragon was hun hier te kloek, en sloeg hen, eerlang, op de vlugt. In 't wyken, maaktenze eene opening in den dyk, sedert, het Geuzengat genoemd. In eenen tweeden aanval, met versterking van versch volk ondernomen, werden zy geheellyk overwonnen. Schoonewal, Rollé, Kloot, Steêland en Courteville bleeven op de plaats, met omtrent twee derde van 't volk. De Ryk werdt gevat, en de eerste in deezen oord in 't leeven gespaard, hoopende den vyand, veele geheimen uit hem te zullen trekkenGa naar voetnoot(i). Doch 't nadeel, hier geleeden, werdt, sedert, eenigszins, vergoed. In Oogstmaand gelukte hetGa naar margenoot+ den Overste van Zeeland van 's Prinsen zyde, Karel van Boisot, met hulpe van zynen Broeder, Lodewyk, Zee-Admiraal, Rammekens in te neemen, waardoor Middelburg nog meer benaauwd werdt. Maar Filips van Lannoi, Heer van Beauvois, wederom met eene Vloot Voorraadschepen van Antwerpen vertrokken, zeilde door de Roompot, landde aan de Vrouwen Polder, en wist, behendiglyk en spoedig, eenige behoeften, van agteren, in Middelburg te krygenGa naar voetnoot(k). Twee maanden te vooren, was de Admiraal der | |
[pagina 440]
| |
Nederlandsche Vloote van den Spaanschen kant, Antoni van Bourgondie, Heer van Wakkene Kapelle, terwyl hy de naderende Nassausche schepen bezigtigde, even buiten Middelburg, met een agt ponds kogel, getroffen, dat hy het terstond bestierfGa naar voetnoot(l). Hy was ook, by voorraad, Stadhouder van Zeeland geweest, welke waardigheid toen aan Christoffel van Mondragon opgedraagen werdtGa naar voetnoot(m). |
|