Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 403]
| |
ben konnen ophouden, was de bezetting ook, onlangs, verloopen; waarna Bossu, te Utrecht, hiervan kennisse gekreegen hebbende, met een vendel Knegten, in de Stad gekomen was. Don Fredrik dan, aangespoord door die van Amsterdam, besluit, regt toe regt aan, naar Holland, en langs de Veluwe, over Amersfoort, op Naarden aan te trekken. In deeze Stad, lagen slegts honderdentwintigGa naar margenoot+ Duitschers, onder Jan Kruisbergen, een' verloopen Priester. Men hadt 'er, onlangs, de hekken der Regeeringe verhangen, en Onroomschen in 't bewind gesteld, die zig nu voorstaan lieten, dat de vyand om Naarden niet denken zou, voor dat Buuren, welk den Ryn schier geslooten hieldt, bemagtigd was. Men antwoordde dan aan Bossu, die honderd Ruiters voor de poort gezonden hadt, om de Stad, uit 's Konings en zynen naam, op te eisschen, dat menze, voor zyne Majesteit en den Prinse, dagt te houden. Doch toen men, den laatsten van Slagtmaand, berigt kreeg, dat Don Fredrik, met het gantsche heir, in aantogt was, ontzonk elk de moed. Men schikte twee Gemagtigden ter Stad uit, die Don Fredrik, te Amersfoort, aantroffen; doch geen gehoor verwerven konden. Alleenlyk, werdt hun gelast, het Leger te volgen tot voor de Poort van Naarden, daar men hun bescheid geeven zou. Een hunner, de Schepen Gerrit Pieter Aartszoon, deedt dit: de ander, de Burgemeester Maarten Laurenszoon, pakte zig weg. Omtrent den middag, was de voortogt in 't gezigt der Stad, die, terstond, van alle kan- | |
[pagina 404]
| |
ten, omringd werdt. Don Fredrik hieldt zyne Legerplaats te Laagbussem, alwaar Gerrit Pieter Aartszoon, door toedoen van Paulus van Loo, Drossaard van Muiden, gehoor kreeg by Bossu, die hem vraagde, of de Stad zig de bezetting hadt kwyt gemaakt? Hy bevestigde dit, een en andermaal, zelfs met eede. 't Was ook waar, dat eenige Ruiters ontglipt waren. Doch de overige bezetting was, door de Regeering en Burgery, met geweld, in de Stad gehouden, en de poorten, sedert, met mist gevuld. Ook verklaarde van Loo, in de tegenwoordigheid van den Schepen, dat Naarden nog bezet was. De Graaf wilde hem toen niet langer te woord staan; doch beval hem, 's anderendaags, een bekwaam aantal van Gemagtigden naar 't Leger te doen schikken, om op plegtiger wyze genade en draaglyker voorwaarden te verzoeken. Op den eersten van Wintermaand, vervoegden zig zes of zeven Gemagtigden, en onder dezelven Lambert van den Hove of Hortensius, Priester en Rektor der Latynsche Schoole, naar Laagbussem. Doch onderweg ontmoet hun Romero, die hun verzekert, dat Don Fredrik de zaak van Naarden aan hem gesteld hadt: waarop zy, uit schroom of onbedreevenheid, zonder blyk te vorderen van 't gene hy zeide, hem te voet vallen en de sleutels der Stad aanbieden. Hy weigertze te ontvangen, zeggende, dat menze hem by de Poort zou hebben ter hand te stellen, en daar verstaan, welke genade men te wagten hadt.Ga naar margenoot+ Dit geschiedde, en Romero belooft, eindelyk, op hun aanhoudend smeeken, by hand- | |
[pagina 405]
| |
tasting, dat Burgers noch bezettelingen, aan lyf of goed, zouden beschadigd worden. Men liet hem, hierop, ter Stad in, met ruim vierhonderd man, die allen, door de burgers, ten beste, onthaald werden. Romero, na 't houden van de maaltyd by Gerrit Pieter Aartszoon, met de trom hebbende doen omslaan, dat burgers en bezettelingen, ongewapend, in de Gasthuiskerke, die toen voor Stadhuis diende, hadden te verschynen, om den eed aan zyne Majesteit te vernieuwen; vervoegt zig de meeste hoop in de Kerke: weinigen, iets euvels vermoedende, versteeken zig heimelyk. 't Leedt niet lang, of zeker Priester,Ga naar margenoot+ die, eene wyl, met de Spanjaards, voor de Kerke, heen en weder gewandeld hadt, komt der onnozele menigte aanzeggen, dat zy op den staat haars gemoeds denken, en zig ter dood bereiden moest. 't Woord was 'er pasGa naar margenoot+ uit, en 't kryten en kermen begonnen, of de vyand stuift ter deure in, valt op den weerloozen hoop, en veltze allen, op vier na, die, onder belofte van zwaar rantsoen, vry raakten. Toen stak men de vlam in 't Kerkje, die de zieltoogenden en gewonden voorts verteerde: en rekent men, dat hier vierhonderd burgers, benevens een goed deel soldaaten, omgekomen zyn. Gerrit Pieter Aartszoon, die Romero, korts te vooren, aan zyne tafel, getoefd hadt, vondt hier ook zyn einde. Toen de woede in de Kerke haar zat hadt, ging 't op een plonderen en blaaken: ook op een moorden van zulken, die zig versteken hadden, wier sommigen aan rappieren gereegen; anderen, met vleeschhouwers | |
[pagina 406]
| |
bylen, aan stukken gekapt; anderen, als visschen, gekorven werden. Sommigen dien den der wreedheid tot spel: vermids de Spanjaards hen, met de spitsen van 't geweer, elkanderen toestieten, en lagchende en schertsende aan hun einde hielpen. 't Verhaal der yslykheden, hier gepleegd, gaat schier 't geloof te boven. Men heeft stokouden 't bloed afgetapt, en het, gulziglyk, ingezwolgen, kranken, in 't bedde, vermoord, zwangeren geschonden, en haar de vrugt uit het lyf gesneeden, ofze, by de borsten, opgehangen, en dood gemarteld; maagden en meisjes van dertien en minder jaaren schandelyk misbruikt. Hortensius, dien, verbeden door een' Spaansch' jongman, eertyds zynen leerling, het leeven geschonken wasGa naar voetnoot(z), moest, in zyn eigen Huis, vyf Persoonen zien ombrengen, waaronder zyn Zoon was, dien hy 't hert uit den boezem zag rukken. Een Smid, Huibert Willemszoon van den Eiken, een' driestal in de eene en een' kling in de andere hand gevat hebbende, beschermde den ingang van zyn Huis, eenen tyd lang, tegen de Spanjaards, en stiet 'er eenigen onder de voet: eindelyk, overmand, en zwaar gekwetst, zeeg hy neder, op den driestal. Half zieltoogende, greep hy daar, met zyne harde Smids handen, de degens van twee Spanjaards, die hem dagten te grieven, aan, by 't scherp; waarop zyze te rug trokken, hem alle de vingers afsnydende. Terstond hierna, werdt hy doorsteken, en 't warme bloed, dat uit de | |
[pagina 407]
| |
wonden sprong, zyne Dogter, die, te vergeefs, op de bloote knieën, om haars Vaders leeven gebeeden hadt, in 't aangezigt gekletstGa naar voetnoot(a). Een tamelyke hoop burgeren, agterhaald ten platten lande, werdt van alles beroofd en moedernaakt aan boomen opgehangen. In alles, zouden 'er maar zestig burgers te lyve gebleeven zyn, van welken veertig met de vlugt ontkwamen, de overigen op losgeld gesteld werden. De Burgemeester Henrik Lamfertszoon, die zig ook dagt te rantsoeneeren, werdt, naderhand, door beleid van eenigen, die te vooren uit de Regeering gezet waren, op een vonnis van Don Fredrik, in zyne eigen' deure, opgehangen, waarna 't lyk gevierendeeld en de stukken ter poorten uit gesteken werden. 't Krygsvolk niet slegts; maar de Ingezetenen der naaste Plaatsen, Muiden en Weesp, kwamen de Stad van alles berooven: en vondt men 'er, die de elendigen nog met het digten en zingen van schampere liedjes bedroefden. Toen alles uitgemoord en leêg geroofd was, zag men de poorten, muuren en toorens slegten, door de Gooische Dorpelingen; tot dit werk, onder zwaare bedreigingen, opgeprest. Ten besluite, werdt de Stad, by een vonnis des Landvoogds, eerst op den zesden van Slagtmaand des volgenden jaars gestreeken, van alle Handvesten, vryheden, en inkomsten vervallen verklaard. Dus jammerlyk een lot trof Naarden, tegen 't gegeven woord van Romero: en baarde 't bedryf | |
[pagina 408]
| |
der Spanjaarden, hier en te Zutfen, zo groot een afgryzen van hunne Regeering onder Roomschen en Onroomschen, die alomme over ééne kam geschooren werden, dat de Hollandsche Steden, welken voor den Prinse hielden, een eenpaarig besluit namen, om alle handeling met den vyand te schuwen, en zig tot het uiterste toe te verdedigenGa naar voetnoot(b): welk hertelyk besluit wy, wel haast, door verscheiden' Steden, zullen zien ter uitvoeringe brengen. |
|