Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 371]
| |
Vaderlandsche historie.
| |
[pagina 372]
| |
schepen uit het ys. XI. Bossus toeleg op Haarlem. Verhaal van het beleg en de overgaave deezer Stad. Scheepsstryden op de Meer. XII. Lumei en Entes in hegtenis genomen. Dood van Lumei. XIII. Bossu zoekt Oranje te doen vatten. Baldaadigheid van Sonois volk. XIV. Voordeelen in Zeeland behaald. Aanslag op Thoolen. XV. Vergeefs beleg van Alkmaar. XVI. Muitery te Haarlem. Staat van 't Noorderkwartier. XVII. Alva zoekt de afgevallen' Steden te herwinnen. Geertruidenberg ingenomen, door 's Prinsen volk. XVIII. Slag op de Zuiderzee. Bossu gevangen. Vergadering der Gekommitteerde Raaden in 't Noorderkwartier. XIX. Leiden belegerd. Den Haage en Maaslandssluis verlooren. Aldegonde gevangen. XX. Alva wykt uit Amsterdam. Schriften tegen hem verspreid. XXI. Don Louis de Requesens komt herwaards, als Landvoogd. Alva stookt hem op. Alvas vertrek, afbeelding en dood. XXII. Staat des Lands. XXIII. Requesens tragt Middelburg te ontzetten. De Stad gaat over. Vlissingen en Veere met verscheiden' voorregten beschonken. XXIV. Oranjes aanslag op Antwerpen. Noirkarmes loert op Gouda. XXV. Oranje zoekt zig met Engeland, en daarna met Frankryk te verbinden. XXVI. Leiden verlaaten. Slag op de Mookerheide. Graaf Lodewyk sneuvelt. XXVII. Muitery der Spanjaarden. Hunne aanslagen. Woudrichem, Leerdam en Asperen, door Vitelli, ingenomen. Chevreaux geslaagen. XXVIII. Toerusting te water, in Spanje. XXIX. Algemeene vergiffenis afgekondigd. Eisch des Landvoogds. XXX. Vrugtelooze handeling over eene bevrediging met Holland en Zeeland. Dagvaart | |
[pagina 373]
| |
te Rotterdam. XXXI. Kerkelyke Byeenkomst, te Dordrecht. XXXII. Moeite te Utrecht. Zwaare ziekte van Oranje. Verhaal van de tweede Belegering en van het ontzet van Leiden. | |
I. Moeite, om den tienden Penning, in Holland, in te voeren.DE Hertog van Alva bespeurde nu, aan het omslaan van zo veele Steden, te laat, welke schadelyke gevolgen zyn driftig dringen op het opbrengen des tienden Pennings naar zig gesleept hadt. Want schoon hy, te Brussel, met het meeste geweld, scheen te zullen voorslaan, hadt hy ook Albrecht van Loo, al in 't einde des voorleeden jaars, naar Holland gezonden, om den ophef der gehaatte schatting aldaar te bevorderen; doch deeze, in de plaats van iets te winnen, liep gevaar van, door 't gemeene volk, te Amsterdam, daar hy zig ophieldt, te worden aangetastGa naar voetnoot(a). De Hollandsche en Zeeuwsche Steden vielen, te ligter, den Prinse toe, om dat zyne bewindsluiden niet verzuimden, alomme te verspreiden, dat zy 't volk van den tienden Penning kwamen verlossen. In andere Landschappen, stondt het ook hagchelyk. Die van Brabant, Vlaanderen, Artois en Henegouwen zonden Gemagtigden naar Spanje, om hunne vertoogen tegen den tienden Penning, die by den Hertog geen' ingang vonden, by den Koning zelven te doenGa naar voetnoot(b). Ook was Alva, sedert een jaar of langer, geprangd geweest | |
[pagina 374]
| |
door eene andere zorg. Men hadt, naamlyk, reeds in den Zomer des jaars 1571, hier te lande, vernomen, dat Filips hem van deGa naar margenoot+ Landvoogdye ontslaan wilde, en Joan de la Cerda, Hertog van Medina Celi, tot zynen Opvolger, benoemd hadtGa naar voetnoot(c): en 't gerugt hiervan alleen was genoeg, om hem de agting der weinige Nederlanderen, die hem, tot hiertoe, naar de oogen gezien hadden, geheellyk te doen verliezen. Veelen zagen reikhalzende uit naar de aankomst des nieuwen Landvoogds, van wiens minzaamheid en zagtzinnigheid men den volke veel goeds beloofd hadt. Doch Alva verlangde 'er minst naarGa naar voetnoot(d). Toen men nu in 't zeker berigt was, dat de Hertog van Medina Celi uit Spanje was gezeild, waren de Vlissingers en andere Zeeuwen, met eene Vloot, onder Boudewyn Ewoutszoon, uitgeloopen, om op hem te kruissen. Ook troffenze hem aan, en vuurden wakker op zyne Vloote, neemende, te gelyk, meer dan twintig Koopvaardyschepen, die onder zyn geleide voeren. Hy zelf ontkwam hunne handen egter gelukkiglyk, en raakte, op of omtrent den twaalfden van Zomermaand, te Sluis in Vlaanderen binnenGa naar voetnoot(e). Doch men bespeurde haast, dat de Koning hem nog te weinig gezags gegeven hadtGa naar voetnoot(f): luidende zynen lastbrief alleenlyk, om de Landvoogdye niet eer te aanvaarden, voor | |
[pagina 375]
| |
dat Alva hem dezelve zou hebben afgestaanGa naar voetnoot(g), waarmede deeze geenen haast maakte. Ook scheen Medina Celi, die hier, veeltyds, ongezond wasGa naar voetnoot(h), geenen smaak te hebben in 't bewind over de Nederlanden, waaromGa naar margenoot+ hy, na verloop van eenige maanden, op zyn verzoek, van de Landvoogdye ontslaagen werdt, en naar Spanje te rug keerde.Ga naar voetnoot(i). Maar Alva, als ware 't, om de gunst derGa naar margenoot+ Landzaaten te herwinnen, voor hy zig van de Landvoogdye ontsloeg, boodt, nog voor 't einde van Zomermaand, aan, den tienden Penning gantschelyk te willen afschaffen, mids men de twee millioenen, te vooren beloofd, voor dit loopende jaar, opbragt. De Koning hadt, juist op den zelfden dag, 't was de zesentwintigste, den afgezondenen der Staaten, in Spanje, diergelyk afscheid gegevenGa naar voetnoot(k), en te gelyk, by monde van den President Hopperus, verklaard, dat hy zig verzekerd hieldt, dat de Staaten zig, met een goed oogmerk, en om 's Konings dienst en 's Lands welvaart te bevorderen, tegen den tienden Penning, gekant hadden. Alva dan schreef den Stadhouderen der byzondere Landschappen aan, dat elk hunner de Staaten des Landschaps, ten zekeren bestemden dage, zou doen vergaderen, om, op zynen voorslag, te besluiten. De Graaf van Bossu kreeg last, om die van Holland, tegen den vyftienden van Hooimaand, in den Haage, | |
[pagina 376]
| |
te doen byeen komenGa naar voetnoot(l). Doch my is niet gebleeken, dat Bossu, of iemant anders uit zynen naam, de Leden beschreeven heeft. De meeste en voornaamste Hollandsche Steden erkenden ook 't gezag des Hertogs van Alva niet meer, en zouden zig aan Bossus beschryving niet gekreund hebben. Zy en eenige Edelen hadden geheel wat anders in den zin, en waren, ten deezen tyde, bezig, om de Regeering van Holland, die, sedert het omslaan der Steden, in wanorde geweest was, op eenen anderen en vasten voet, te brengen. Zo verre, uit de Registers der Staatsbesluiten van Holland, is af te neemen, was 'er, na Wintermaand des voorleeden jaars, geene Dagvaart gehouden: waarvan de toeneemende beweegingen over den tienden Penning en 's Prinsen aanslagen op verscheiden' Steden de voornaamste oorzaaken waren. Ook was zulks, na 't omslaan van vier der zes groote Steden, Dordrecht, Haarlem, Leiden en Gouda, geheel onmogelyk geworden. Doch na dat nu de meeste Steden 's Prinsen zvde gekooren hadden, kwamen zy, wel op den dag, door Alva beraamd; doch teGa naar margenoot+ Dordrecht byeen: vermoedelyk beschreeven, door Paulus Buis, Pensionaris van Leiden, die, te vooren, meermaalen, de Dagvaart waargenomen hadt, en, in deeze zelfde VergaderingGa naar voetnoot(m), nog tot Advokaat des Lands aangesteld werdt. In deeze Vergadering, werdt het eerste en ruwste bewerp gemaakt | |
[pagina 377]
| |
van 't Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden: waarom wy niet voorby konnen, kortelyk te ontvouwen, wat 'er gehandeld werdt. |
|