Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 350]
| |
be, Bevelhebber van Breda, en Jan Baptist de Tassis, namaagschap van hem, wiens aantekeningen wy reeds meermaalen hebben aangehaald, en, in 't vervolg, ook nog zullen gebruiken, naar Dordrecht, met last, om deeze Stad, by haaren pligt, te bewaaren, en Bossu, dien de Hertog nog in 't Land van Voorne hieldt te zyn, van mondbehoeften te voorzien. Kwarebbe en Tassis deeden, te Dordrecht, vyf schepen gereed maaken, met welken zy, de stroomen en oevers, tegen deGa naar margenoot+ strooperyen der Geuzen, beschermden. Naar Vlissingen, zondt de Hertog, volgens sommigen, drieGa naar voetnoot(v), volgens anderen, agt vendelen Spanjaards, onder Osorio Angelo. Doch eer deezen kwamen, stookte Jan van Kuik, Heere van Erpt, die, met de tyding van 't verrassen van den Briel, derwaards gekomen was, 't volk, onder de hand, op, om zig nu de vryheid te verzorgen, die hun, door den dwingeland, nimmer gegund worden zou. En hy vindt zo veel gehoor, dat de Burgery, op den eersten Paaschdag, zynde den zesden vanGa naar margenoot+ Grasmaand, op de been raakt, de Walsche bezetting, die Alva reeds te vooren derwaards gezonden hadt, ter poorte uit dryft, en vaststelt, de Spanjaards, die te schepe naderden, buiten te houden. Kuik ook, haar vertoonende, dat zy, met het verjaagen der bezetting, zig reeds in Majesteitschennis vergreepen hadt, vermaant haar, 't werk niet ten halve te laaten steeken; maar de schepen van van de Stad te weeren. Hy hangt 'er by, dat | |
[pagina 351]
| |
de Prins, met een Leger, in aantogt was, om haar te beschermen, en beweegt, daarop, een' uit den hoop, wien 't hoofd kroes stondt van den drank, door een geschenk van twee daalers, om 't geschut van de wallen los te branden op de Spaansche schepen: die, zulk een' welkomst niet verwagt hebbende, verbaasd naar Middelburg weeken. Hier vondenze den Heer van Wakkene Kapelle, Admiraal van Zeeland; die zig, terstond, naar Vlissingen begaf, en 't volk, met zagte woorden, tot omzien zogt te brengen. Doch men bejegende hem zulks, dat hy blyde was, dat hy 't behouden wederom te Middelburg bragt. Kuik hadt hier ook onder geroeid, en des Admiraals vleiende woorden een lammerentong, om de Vlissingers den wolven te leveren, genoemd. Men meende, dat hy niet binnen Vlissingen gekomen was, zonder last van den Prinse, dien hy terstond kennis gaf van het omslaan der Stede. Zelf begaf hy zig, eerlang, naar den Briel, om van daar eenig volk naar Vlissingen te doen overscheepen: en keerde, met goede hoop, weder te rug. OokGa naar margenoot+ volgde Treslong hem spoediglyk, met drie schepen, en styf tweehonderd mannen, die, uit de naaste Plaatsen van Holland, opgestommeld, en met monnikskappen, kazuifels en ander geestelyk gewaad, in plaats van geweer, uitgestreeken waren; zo dat menze, op stroom, voor Vlissingen, eerst wapenen moestGa naar voetnoot(w). Doch eer dit gebeurde, hadt men Alvarez of Pedro Pacheco of Paciotto, Over- | |
[pagina 352]
| |
ste eener Bende Ruiterye, te Vlissingen in handen gekreegenGa naar voetnoot(x). Hy, ook door Alva afgezonden, om de Wethouderschap en Burgery voor wankelen te bewaarenGa naar voetnoot(y), en onkundig van 't omkeeren der Stad, was daar, onlangs, aangekomen, en, naauwlyks te lande gestapt zynde, gevat, door Hopman Jakob Simonszoon de Ryk, die, kort te vooren, uit Engeland, daar hy wapenen en krygsbehoeften hadt opgedaan, met drie schepen, te Vlissingen, gekomen was, hebbende hy van de verandering, aldaar voorgevallen, kennis gekreegen, uit eenige Vlissinger vlugtelingen, die hem, op zee, ontmoet waren, en met hem, naar de Stad, te rug zeildenGa naar voetnoot(z). Pacheco werdt spoedig te regt gesteld, en, nevens twee andere Spaansche Jonkers, ter galge gedoemd, van welke hem zyn adeldom, dien hy zo hoog stelde als dien der Graaven van Egmond en Hoorne, welken men egter 't zwaard gegund hadt, niet bevryden konGa naar voetnoot(a). Doch sommigen schryven, dat men hem by de beenen ophingGa naar voetnoot(b), 't welk met het verhaal der meesten niet overeenkomt. Men hieldt zig hier aan de gewoonte, die Alva ingevoerd hadt, om de gevangenen, in den begonnen burgerkryg, niet naar krygsgebruik te handelen. Naderhand, is verspreid en geloofd, dat Pacheco een' lyst by zig hadt van een groot getal van Nederlanderen, edel en | |
[pagina 353]
| |
onedel, die Alva van kant geholpen wilde hebbenGa naar voetnoot(c). Doch veelligt heeft men, met zulk een uitstrooisel, de schandelyke straf, hem aangedaan, willen verschoonen, en de Spanjaards meer in den haat brengen. Het Slot, dat Alva te Vlissingen hadt beginnen te bouwen, werdt eerlang geheellyk geslegtGa naar voetnoot(d). Amsterdam hadt, om zelf verschoond te blyven van sterkten, tot het stigten van dit Slot, te Vlissingen, twee tonnen schats opgebragtGa naar voetnoot(e). De Vlissingers, niet vergenoegdGa naar margenoot+ met zig zelven Alvas heerschappy onttrokken te hebben, ondernamen, na 't ontvangen van eenigen onderstand uit Frankryk, uit Engeland, uit Vlaanderen en van elders, ook hunne nabuuren te doen omkeeren. Jeronimus Tseeraarts, Stalmeester des Prinsen van Oranje, die, onlangs, te Vlissingen, gekomen was, om, als Stadhouder uit 's Prinsen naam, over Walcheren, te gebieden, en de Heer van Erpt begaven zig, met omtrent zestig man, voor Veere, beproevende, of men hen zou willen binnen laaten. Hier was 't gemeen opgeruid tegen de Spanjaards, door Lyn Taayen en Koeyevleesch, twee Visschers van Veere, die, onlangs, in den Briel, gevangen gezeten hebbende, op voorspraak van den Heere van Erpt, zonder losgeld, geslaakt waren. Ook hadt men onder't volk verspreid een kort Geschrift, verdedigende de regtvaardigheid van 't aanneemen der wapenen tegen de Spanjaards. De Burgers van Veere | |
[pagina 354]
| |
wankelden' reeds. Doch de Wethouders, die Tseeraarts te woord gestaan hadden, weigerden volk in te neemen. Tseeraarts keerde toen, om meer volks, naar Vlissingen, terwyl Kuik, zonderling gesleepen op 't beroeren der gemeeente, de twee visschers bewoog, om de Burgers in de wapenen te doen komenGa naar voetnoot(f); dat zo dra niet geschied was, of Jeannin, een Fransch Heer, werdt, met veertig man, ter Stad in gelaaten, en in de Kerk gehuisvest. Maar hier besluit hem Jonkheer Jeronimus de Rollé, Baljuw van Veere; die nu de sterkste in de Stad was, en nog om hulp naar Middelburg zondt. Doch deeze hulp werdt, by Zandwyk, onderschept en geslaagen, door Hopman de Ryk, die van Vlissingen naar Veere ontbooden was, en, 's anderendaags, den vierden van Bloeimaand, door de Burgerye ingelaaten zynde, Jeannin verloste, en de Wethouderschap den eed aan den Prinse deedt afleggen. Rollé zelfschroomde niet dien te doen, toen men hem beloofde, dat hy zyn ampt behouden zou. Na dien tyd, kwamen de Spanjaards, van Middelburg en Arnemuiden, dagelyks, stroopen tot voor Veere. De Burgers keerden hen, door menigenGa naar margenoot+ uitval. De wederzydsche gevangenen werden terstond gehangen, met zo byster eene bitterheid, dat men getuigt, den eenen broeder den anderen, met eigene handen, te hebben opgeknoopt. In eenen anderen uitval, daar de Ryk, met zyn volk, wel zes- of zevenhonderd Spanjaards versloeg, sneedt ze- | |
[pagina 355]
| |
ker wondheeler eenen Spanjaard 't hertuit de borst, en stak het op 't gallioen van een schip, daar 'er verscheiden' persoonen de tanden in zetteden. Voorts was 't ook gemeen, de Spanjaards, die men gevangen kreeg, rug aan rug te binden, en in zee te smyten: 't welk men de voeten spoelen noemde. Ondertusschen, kreeg men, te Vlissingen, 's Prinsen wapenplaats in deezen oord, van tyd tot tyd, onderstand van volk uit Engeland. De Koningin gedoogde thans, oogluikende, dat de gevlugte Nederlanders eenige manschap in 't Ryk wierven. Zy zag niet ongaarne, dat Filips, in Nederland, nieuw werk kreeg, en wilde 'er wel, heimelyk, de hand toe leenen. Ondertusschen, begreepen sommige Engelschen zelfs, dat de Nederlanders beter zouden doen, datze zig zelven vry vogten, dan datze te zeer naar vreemde hulp stonden, alzo hunne bondgenooten hun, veelligt, de verkreegen' vryheid niet lang zouden laaten behoudenGa naar voetnoot(g). Men verzamelde, te Vlissingen, ook voorraad van Krygsbehoeften, die Ewout Pieterszoon Worst, Admiraal der Vlissinger zeemagtGa naar voetnoot(h), van Gillis Hoofdman, een ryk Koopman te Antwerpen, ging koopen. Hierdoor werdt 's Prinsen aanhang langs hoe sterkerGa naar voetnoot(i), en begon men, eerlang, toeleg te maaken, om de andere Zeeuwsche Steden ook te doen omkeeren. |
|