Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXV. Oranje handelt in 't Noorden.Oranje, midlerwyl, bedugt, dat hy den oorlog tegen Alva, met eigen' magt, en ondersteuning der Landzaaten, die hem genegen waren, niet lang zou konnen voeren, zogt zig, door uitheemsche Bondgenootschappen, te sterken. In Bloeimaand, vaardigde hy Diderik Sonoi, Herman van der Meere en Jan de l'Ecluse af naar Deenemarke en Zweeden, om onderstand. Zy vertrokken eerst naar Koppenhage. Doch de Fransche Gezant aldaar, met wien zy last hadden te raadpleegen, riedt hun, geen gehoor by den Koning van Deenemarke te verzoeken, alzo hy, onlangs, een Verbond met Spanje gemaakt hadt, en reeds eenige schepen liet uitrusten, om op de Nederlandsche vrybuiters te kruissen. Zy begaven zig, hierop, naar Stokholm, daar zy minzaam ontvangen, doch lang opgehouden werden, en eindelyk tot afscheid kreegen, dat Zweeden oude verbindtenissen hadt met Spanje, uit hoofde van welken, men den Prinse van Oranje geenenGa naar margenoot+ onderstand belooven konGa naar voetnoot(y) Graaf Lode- | |
[pagina 331]
| |
wyk, die zig, ten deezen tyde, te Rochelle, ophieldt, werdt, door de Koninginne Moeder, met de hoop gevleid, van eenige hulp, uit Frankryk, te zullen konnen verwerven. Men hieldt zig daar misnoegd op 't Spaansche Hof, ter oorzaake van de dood der Koninginne Izabelle, eene Dogter van Frankryk, die men, openlyk, zeide, door vergif, te wege gebragt te zyn. Men ontboodt Graaf Lodewyk ten Hove, en liet zig verluiden, dat men een Leger, onder den Admiraal van Coligni, naar de Nederlanden, geschikt hadt. Doch 't bleek, by de uitkomst,Ga naar margenoot+ dat men den Prins slegts zogt op te houden, om, onder voorwendsel van hem te willen ondersteunen, Coligni en andere voornaame Hugenooten, met welken men onlangs wederom vrede gemaakt hadt, ten Hove te lokken, en naderhand op de slagtbank te brengenGa naar voetnoot(z). Graaf Lodewyk, aangezet door hetGa naar margenoot+ Fransche Hof, handelde, ten deezen tyde, ook met François Walsingham, Gezant der Koninginne van Engeland in Frankryk, poogende, door hem, haare Majesteit, insgelyks, te beweegen, om den Prinse eenigen onderstand toe te schikken. Hy gaf te kennen, dat zy zig, ter belooninge van den dienst, den Nederlanderen gedaan, van Zeeland zou konnen verzekeren, waardoor zy altoos in staat zyn zou, om de Duitsche Vorsten te sterken, en te beletten, dat Frankryk te magtig werdt. Doch de Koningin kon niet | |
[pagina 332]
| |
besluiten, om zig, voor als nog, openlyk, voor den Prinse te verklaarenGa naar voetnoot(a). De Engelsche Gezant meende, dat de Duitsche Vorsten, die den Prins van Oranje ondersteunden, voorhadden, de Nederlanden te verdeelen: Vlaanderen en Artois aan Frankryk, en Holland en Zeeland aan Engeland toeleggende. Brabant en de andere Landschappen, die voorheen onder het Duitsche Ryk behoord hadden, hadt men een' Duitsch' Vorst, hy dagt, den Prinse van Oranje toegeschiktGa naar voetnoot(b). Doch veelligt heeft Graaf Lodewyk hem van deeze ontworpen' verdeeling meer doen vermoeden, om, door hem, de Koningin, te ligter, tot het geeven van onderstand te beweegen: waartoe zy egter, voor tegenwoordig, nog geene ooren hadt. Ga naar margenoot+ In Holland, was men, deezen gantschen Zomer, bezig met het herstellen der schade, door den jongsten Watervloed, aan dyken en sluizen, veroorzaakt. Hiertoe werdt veel gelds vereischt: waarom de Staaten, al in Wintermaand des voorleeden jaars, by den Hertoge, om ontslag van het opbrengen der beloofde tweemaalhonderdeenenzeventigduizend guldens hadden aangehoudenGa naar voetnoot(c). Doch de Hertog verleende slegts eenig uitstel aan de overstroomde LandenGa naar voetnoot(d). En wat laater, vorderde hy al twee-enzeventigduizend guldens op rekening, omze, tot krenking der | |
[pagina 333]
| |
vrybuiteren, te besteeden: waarin de Staaten niet bewilligen konden. Toen hieldt hy aan, om slegts negenduizendtweehonderdzevenenveertig guldens, tot uitrustinge van een groot Oorlogschip en twee Boots: die hem, door de Staaten, werden toegestaanGa naar voetnoot(e). In Herfstmaand, moestenze, daarenboven, tot afbetaalinge van 't Bootsvolk, nog agtentwintigduizend guldens opbrengenGa naar voetnoot(f). |
|