Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXX. Algemeene vergiffenis afgekondigd.Twee dagen na 't uitspreeken van het vonnis tegen Utrecht, op den zestienden van Hooimaand, deedt de Hertog, te Antwerpen, eene algemeene vergiffenis afkondigen, voor alle berouwhebbende Ketters. Doch alzo de Leeraars, Ouderlingen en Diakenen der Onroomschen; zulken, die Leeraars hadden geherbergd; zulken, die de wapenen hadden opgevat tegen hun Vaderland; die daartoe penningen hadden verzameld of opgebragt; die eenig geweld aan geestelyke goederen en persoonen hadden gepleegd; de Verbondtekenaars en inleveraars van 't Verzoekschrift aan de Hertoginne; alle Regenten, OverstenGa naar margenoot+ van Plaatsen en Amptenaars, die zig in den oproer gemengd hadden, en verscheiden' anderen van de vergiffenis waren uitgeslooten; ten ware zy, binnen zes maanden, welke tyd naderhand verlengd werdt, in persoon, of door gemagtigden, voor den Hertoge, verscheenen; vondt men naauwlyks iemant, die zig op deeze vergiffenis verlaaten durfdeGa naar voetnoot(n). Weinige en geringe luiden maakten | |
[pagina 317]
| |
'er, alleenlyk, gebruik vanGa naar voetnoot(o). Ook was de zugt tot vervolgen nog zo sterk, dat de Hertog, weinige weeken geleeden, vier afgevallen'Ga naar margenoot+ Priesters, die lang in den Haage gevangen gezeten hadden, hadt doen ter dood brengenGa naar voetnoot(p). De President Viglius hadt het eerste Ontwerp der algemeene vergiffenis gemaaktGa naar voetnoot(q), enze veel ruimer begreepen. Anderen hadden 'er, naderhand, de meeste bepaalingen bygevoegd, waarom hy vreesde, dat de Koning, van wiens zagtmoedigheid men, tot hiertoe, groote verwagting gehad hadt, ter oorzaake van deeze bepaalingen, voor gierig en wreed, zou worden uitgekreeten. Ook schreef hy, omtrent deezen tyd, dat men, in Spanje, van ouds, zig goedertierener tegen de doolenden of oproerigen gedraagen hadt, dan men nu in de Nederlanden deedtGa naar voetnoot(r). Omtrent deezen tyd, was Koning Filips,Ga naar margenoot+ voor de vierde reize, in de Egt verbonden, met Anna, Dogter van Keizer Maximiliaan den II. Zyne derde Gemaalin, Izabelle van Valois, was, in 't voorleeden jaar, overleeden, weinige maanden na de dood van den Erfprins Karel, dien de Koning, om redenenGa naar margenoot+ van staat, en, zegt men, om de groote gemeenzaamheid met de Koninginne, die hem, te vooren, ter Vrouwe beloofd geweest was, hadt doen van kant helpen. Ook wil men, dat de dood der Koninginne, door | |
[pagina 318]
| |
vergif, was verhaastGa naar voetnoot(s). De Koninglyke Bruid, Anna van Oostenryk, kwam, in Oogstmaand, in de Nederlanden, en ging, in Herfstmaand, van Vlissingen, onder zeil, naar Spanje, alwaar zy, in agt dagen, behouden aankwamGa naar voetnoot(t). Oranje hadt zynen Gemagtigde over de zeezaaken, Joan Basius, uitdrukkelyk bevolen, zorg te draagen, dat 's Prinsen Schepen der Vloote, die 's Keizers Dogter overvoerde,Ga naar margenoot+ geen het minste belet deeden. In haare reize door de Nederlanden, was zy, door 's Lands Staaten, begroet en begiftigdGa naar voetnoot(u). Die van Holland ontmoetten haar, te Nieuwmegen, haar aanbiedende een geschenk van negenentwintigduizend ponden. Alva oordeelde, dat de geschenken der Staaten aan Tapyten, met het wapen van elk Landschap bestikt, aan lynwaaten, en aan andere meubelen moesten besteed wordenGa naar voetnoot(v). De byzondere Staaten, werden 'er, sedert, schriftelyk, door den Hertoge, en door den Koning zelven,Ga naar margenoot+ voor bedanktGa naar voetnoot(w). Haarlem sloeg, in Hooimaand deezes jaars, en naderhand meermaalen, ter Vergaderinge van Holland, voor, dat men den Graave van Bossu ook tien- of twaalfduizend ponden behoorde te schenkenGa naar voetnoot(x). Doch de andere Leden, zyn Stadhouderschap en den gantschen staat van 's Lands Regeeringe aan 't waggelen ziende, stelden de | |
[pagina 319]
| |
raadpleegingen hierover, van tyd tot tyd, uit. Eindelyk beslootenze, in Bloeimaand des jaars 1571, den Stadhouder, tegen Paaschen toekomende, tienduizend ponden te doen betaalenGa naar voetnoot(y). Doch toen deeze tyd kwam, was de staat des Lands reeds zo zeer veranderd, dat Bossu dit geschenk, zekerlyk, nimmer ontvangen heeft. |
|