Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXV. De Prins van Oranje trekt op.De Prins van Oranje trok laater te velde dan hy gemeend hadt, alzo hem de beloofde penningen van hier niet werden overgemaakt, waarom hy 't volk niet monsteren kon. Op de verzekering egter, die hem Markus Perez, een Antwerpsch Koopman, gaf, dat 'er driemaalhonderdduizend Ryksdaalers gereed laagen, besloot hy 'er, eindelyk, toe. In den aanvang van Herfstmaand, brakGa naar margenoot+ hy op, van omtrent het Klooster Rommers- | |
[pagina 286]
| |
dorf, in het Triersche, alwaar zyn Leger verzameld geweest was. 't Bestondt, volgens sommigenGa naar voetnoot(u), uit zesduizend paarden en veertienduizend Knegten; doch over 't juiste getal, verschillen, gelyk meermaalen, de schryvers. Verscheiden' Duitsche, Fransche en bovenal Nederlandsche Edelen verzelden den Prinse, onder welken Graaf Lodewyk van Nassau, de Graaf van Hoogstraaten, Obdam en Sonoi de bekendsten waren, in HollandGa naar voetnoot(v). Ook bevondt zig, in 's Prinsen Leger, Willem van Lumei, Graaf van der Mark, die, zo men wil, beloofd hadt, hair en baard te zullen laaten groeijen, tot dat hy de dood der Graaven van Egmond en Hoorne gewrooken zou hebbenGa naar voetnoot(w). In sommigen van 's Prinsen vendels, las men Pro lege, grege & Rege, dat is, voor de Wet, het Volk en den Koning: in anderen, was een Pellikaan, zyne jongen met zyn eigen bloed voedende, afgebeeldGa naar voetnoot(x). 't Regenagtig jaargetyde bedorf dermaate de wegen, dat het Leger weinig spoed maaken kon. Ook was men bedugt, dat de Prins, die de Maas over moest, om in 't hert van Brabant te konnen geraaken, die Rivier te hoog gezwollen zou vindenGa naar voetnoot(y), in geval hy genoodzaakt werdt, lang, onder weg, te sukkelen. Hy bragt het egter, eerlang, te S. Vit, zyne eigene Heerlykheid,Ga naar margenoot+ in 't Hertogdom Luxemburg. Vanhier, trok | |
[pagina 287]
| |
hy, eenige dagen agtereen, herwaards en derwaards, bemagtigende, midlerwyl, Aremberg en Kerpen, en nog eene of twee plaatsen van weinig belang. 't Platte land, met naame de Kerken en KloostersGa naar voetnoot(z), leeden veel van zyn Krygsvolk, welk hy schier alles inwilligen moest, om het voor muitery te bewaaren, waartoe 't, by gebrek van betaalinge, dreigde over te slaan. Zelfs hadden de beginsels van eenen opstand Nikolaas des Hammes, voor deezen Wapenkoning der Vliesorde en een der eerste tekenaaren van het Verbond der EdelenGa naar voetnoot(a), reeds het leeven gekost, wordende hy, door de muitelingen, doorschootenGa naar voetnoot(b). Doch de Prins, zonderling bekwaam om het gemeen te leiden naar zynen zin, wist deeze beroerte, met een weinig gelds, te stillenGa naar voetnoot(c). Alva, midlerwyl, onkundig van 's PrinsenGa naar margenoot+ eigenlyk oogmerk, hadt zig, met een Leger, welk men houdt merkelyk sterker dan Oranjes Krygsmagt geweest te zyn, nedergeslaagen, ter linkerzyde van de Maaze, by Maastricht, zig aldaar vast verschansende en begraavende. Hy hadt voor, den Prins,Ga naar margenoot+ die 't Land tusschen den Ryn en de Maaze haast kaal gegeten zou hebben, hier te stuiten, en te noodzaaken tot het afdanken zyner benden; weinig denkende, dat hyze, eerlang, over de Maaze, te wagten hadt. Te weeten, Oranje, den doortogt, doorGa naar margenoot+ | |
[pagina 288]
| |
Luik, over den Stroom, te vergeefs, verzogt hebbende, en zig ontbloot vindende van gereedschap, om bruggen te slaan, waarin hy ook, door Alva, gehinderd zou geworden zyn; besloot, eindelyk, op den zevenden van Wynmaand, des avonds, by Stochem, tusschen Maastricht en Roermonde, daar de Stroom waadbaar was, met zyne gantsche magt, over te trekken: 't welk, naar men schryft, in 't gezigt van Alva, gelukkiglyk, verrigt werdt. Om de kragt der afloopende Riviere te breeken, hadt hy, naar 't voorbeeld van Julius Cezar, eenige gelederen Ruiters, midden in dezelve, geplaatst, beneden welken, het gantsche Leger, met geschut en pakkaadje, behouden overtrokGa naar voetnoot(d). Hadt de Prins, toen, terstond, op het Leger des Hertogs, konnen aantrekken, 't zou, meent men, in de eerste verbaasdheid, die deeze onverwagte overtogt veroorzaakt hadt, hebben konnen geslaagen worden. Doch de nagt en de vermoeidheid van 's Prinsen benden gehengdenGa naar margenoot+ dit niet. 's Anderendaags, poogde de Prins den Hertog, in eenen veldslag, in te wikkelen; doch deeze bleef by zyn voorneemen, om zynen vyand, zonder slag, en enkelyk door mangel van voorraad, het veld te doen ruimenGa naar voetnoot(e). Hy hieldt zig, derhalve, in zyn voordeel, tot dat Oranje genoodzaakt werdt van legerplaats te veranderen, wanneer hy hem op de hielen volgde, en schutgevaarten hieldt met 's Prinsen agter- | |
[pagina 289]
| |
hoede, tot nadeel van wederzyde. In een van deeze schutgevaarten, zo sommigen willen, sneuvelde de Graaf van HoogstraatenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot(f). Doch anderen melden, dat hy, wat laater, zig zelv' by ongeluk gekwetst hebbende, aan zyn einde kwamGa naar voetnoot(g). Alva deedt, wyders, den Prinse veel nadeels, door hem, aan alle kanten, den toevoer af te snyden: hem, daarenboven, noodzaakende, meer dan twintig reizen, van Legerplaats te veranderen, waardoor zyn volk, vrugteloos, afgemat werdt. Hy hoopte ook even vrugteloos, dat hem de eene of de andere Stad van aanbelang de poorten openen zou: alzo 'er geene zo koen was, die dit, in 't gezigt van Alva's Leger, zou hebben durven onderneemen. Zo veel tegenspoeds maakte den Prins verdrietig. Hier sloeg het jaargetyde toe en de naderende winter, dien hy op 't vlakke veld niet doorbrengen kon. Ook kwam 'erGa naar margenoot+ geen geld uit de Nederlanden in 't Leger: hebbende den Prinse, in de plaats van driemaalhonderdduizend, die hem beloofd waren, niet meer dan tien- of twaalf duizend Ryksdaalers ontvangenGa naar voetnoot(h). Hy besloot dan,Ga naar margenoot+ eindelyk, in Slagtmaand, door Henegouwen, naar den Franschen bodem te trekken, en zig te voegen by het Leger der Hugenooten, onder den Prinse van Condé. Alva volgde hem, tot by Kameryk, alwaar hy zig nedersloeg, zonder verder te willen trekkenGa naar voetnoot(i). | |
[pagina 290]
| |
De Prins was, in 't begin van Wintermaand, reeds tot Soissons gevorderd, toen de Heer van Schomberg, afgezonden door Koning Karel den IX, om met hem in onderhandeling te treeden, zyn volk wist te beweegen, tot het staaken van den voorttogt. Zy begonden dan voor te geeven, dat zy, niet tegen Frankryk, maar tegen den Hertog van Alva, waren aangenomen, begeerende, voorts, op den Duitschen bodem, te rug gevoerd en afbetaald te worden. De Prins was genoodzaakt,Ga naar margenoot+ hun te wille te zyn. Hy voerde zyne afgematte benden, in 't felst van den Winter, door Champagne en Lotharingen, naar StraatsburgGa naar voetnoot(k), daar hy, zyn geschut en krygsbehoeften te gelde gemaakt hebbende, hen hielp aan een gedeelte der verdiende soldyeGa naar voetnoot(l), en voorts afdanken deedt. Alleenlyk, behieldt hy tien- of twaalfhonderd Ruiters in zynen dienstGa naar voetnoot(m), met welken hy zig, in Grasmaand des volgenden jaars, voegde by den Hertog van TweebruggeGa naar voetnoot(n), die, tot onderstand van den Prinse van Condé, naar Frankryk trok. Dus ongelukkig slaagde de eerste onderneeming des Prinsen van Oranje, waarvan veelen de verlossing der Nederlanden verwagt hadden. Alva was zo trots op zynen voorspoed, dat hy eene zegepraalende intreede deedt in Brussel, op den twee-entwintigstenGa naar margenoot+ van Wintermaand. Paus Pius | |
[pagina 291]
| |
de V. vereerde hem, eerlang, met eenen hoed en zwaard, ryk van goud en gesteentenGa naar voetnoot(o). Ook liet hy zig, sedert, van het geschut,Ga naar margenoot+ by Jemmingen veroverd, een metaalen Standbeeld gieten, welk, in 't jaar 1571, in het Kasteel te Antwerpen, geplaatst werdt, met een Latynsch Opschrift, waarby hem het stillen der beroerten, 't verjaagen der muitelingen, 't bezorgen van den Godsdienst, het handhaaven der geregtigheid en 't bevredigen der Landschappen toegeschreeven werdt. Doch deeze verwaandheid stak den Nederlandschen adel zo zeer in 't oog, dat de meesten, die hem uiterlyk scheenen aan te hangen, in hun hert, allengskens, afkeeriger van hem werdenGa naar voetnoot(p). Ook was het afwerpen van dit praalbeeld het eerste werk, dat zyn opvolger in de Landvoogdye, Don Louis de Requesens, in den aanvang des jaars 1574, ondernamGa naar voetnoot(q). |
|