Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIV. Alva trekt op tegen Graave Lodewyk.Niet lang hierna, begaf zig de Hertog naar Groningen, om Graaf Lodewyk te verdryven. Hy hadt Chiappin Vitelli, met tien Vendelen Duitsche Knegten, het Walsch Regiment van den Heere van Hierges en vyf vendelen van den Heere van Billy, reeds vooruit gezonden, en Hertoge Erik van Brunswyk gelast, zig, met vyftienhonderd paarden, by Vitelli te voegen. Vitelli hadt last, om geenen slag te waagen, voor dat Alva by 't Leger gekomen zou zyn, 't welk, niet voor den veertienden van Hooimaand, geschiedde.Ga naar margenoot+ Graaf Lodewyk was, midlerwyl, reeds voor Alvas aankomst, opgebroken van voor Groningen, en geweeken naar Slogteren, en eerlang naar Jemmingen, een Dorp aan de Eems, alwaar hy zig nedergeslaagen hadt.Ga naar margenoot+ De Hertog volgde hem op de hielen: hem slag leverende, op den eenentwintigsten van Hooimaand. De overmagt der Spaanschen en de moedeloosheid en muitzugt van Graave Lodewyks knegten, die zig niet weeren wilden, zo men hen vooraf niet aan geld hielp, veroorzaakten de nederlaag des Graa- | |
[pagina 281]
| |
ven. Een groot gedeelte van zyn Leger, welk nu op zevenduizend man begroot werdtGa naar voetnoot(h), sneuvelde hier. Al zyn geschut, pakkaadje en voorraad bleef in den loop. Hy zelf bergde zig, zo sommigen willen, in een schuitje, en ontkwam 't over de Eems. Doch Alva schreef, 's anderendaags, aan den Raad van Staate, uit den mond van eenen Luitenant van Graave Lodewyk, dat deeze, zig geheel naakt ontkleed hebbende, de Eems overgezwommen wasGa naar voetnoot(i). Hier verzamelde hy het deerlyk overschot zyns Legers, trekkende, met het zelve, naar Duitschland, tot versterking van het Leger zyns Broeders, dat, in 't Land van Trier, verzameld werdt. Doch eene groote menigte van Friezen en Groningerlanders, die onder hem gediend hadden, werdt, sedert, met verbeurdverklaaring van goederen, ten Lande uit gebannenGa naar voetnoot(k). Oranje, bezig met verzamelen van Krygsvolk,Ga naar margenoot+ hieldt, midlerwyl, heimelyk verstand, hier te lande, smeedende, in den Zomer deezes jaars, eenen aanslag, om Alkmaar en Hoorn in te neemen. Onze Schryvers spreeken niet van deezen aanslag; doch uit de vonnissen van den Raad der Beroerten bespeurt men, dat 'er eenige Friezen en Noordhollanders in gemengd geweest zyn: onder welke laatsten, Klaas Koman Reierszoon van Ouddorp, Jakob Pieterszoon en Jan Korneliszoon van Alk- | |
[pagina 282]
| |
maar, Antoni van Mechelen, Egbert 't Kind van Meppelt, Kornelis Korneliszoon, Sybrand Teeuwszoon en Meester Thomas Wybrandszoon van Schoorl zig onderling verbonden hadden, om den Prins, als hy in Holland komen zou, Alkmaar en Hoorn te doen overgeeven. Doch deeze onderneeming liep te niet, en veelen, die 'er deel aan hadden, werden, naderhand, ten lande uit, gebannenGa naar voetnoot(l). In Slagtmaand, ondernam men nog, in Waterland en in Westfriesland, de trom te roeren, en volk voor den Prinse van Oranje byeen te brengen. Doch de Graaf van Bossu verstrooide den geringen hoop, die hier vergaderd was, ligtelyk, en deedt eenigen, die hem in handen gevallen waren, straffen met de galgeGa naar voetnoot(m). Ga naar margenoot+ Eer Oranje zig te velde begaf, liet hy, in den aanvang van Oogstmaand, in openbaaren druk, uitgaan verscheiden' meer en min wydluftige Geschriften, vervattende de redenen, die hem de wapenen hadden doen aanneemen. Hy vertoonde in dezelven ‘dat de Spanjaards, de Nederlanders, al voor lang, by den Koning, verdagt gemaakt hebbende van Ketterye, de Inquisitie, onder dezelven, hadden doen invoeren, met oogmerk, om, op deezen grondslag, het gebouw eener willekeurige Regeeringe te vestigen. Dat de Edelen zig hiertegen, door een Verzoekschrift, hadden verzet, waarop de Beeldstorming gevolgd was, welke, in Spanje, ten ergsten, o- | |
[pagina 283]
| |
vergebragt, den Koning bewoogen hadt, om Alva herwaards te zenden, die schuldigen en onschuldigen vervolgde, beroofde en ter dood bragt. Dat men zyne Majesteit, op dat hy geene kennis zou komen neemen van deeze wreedheid, arglistiglyk, in Spanje ophieldt. Dat Alva, ondertusschen, de voorregten, door den Koning zelven bezwooren, met voeten treedende, de Landzaaten voor 't Spaansch geweld bloot stelde. Dat hy, Prins van Oranje, deeze onheilen voorziende, den Koning, deswege, reeds voor lang, hadt gewaarschuwd; doch vergeefs. Waarom hy, uit medelyden met het verdrukte volk, en uit regtschaapen zugt voor den dienst zyner Majesteit, op het verzoek van Roomschen en Onroomschen beide, eindelyk, beslooten hadt, de wapenen op te vatten, tot geen ander einde, dan ter eere Gods, ter bescherming van Gods woord en van Gods Dienaars, tot dienst zyner Majesteit, en tot handhaaving van 's Lands voorregten en vryheden, tegen 't geweld der Spanjaarden. Dat hy goed en bloed veil hadt, om zulk een einde te bereiken; waartoe hy reeds, op eigen kosten, een treflyk Leger op de been gebragt hadt: ten besluite, verzoekende, dat de Landzaaten zyne onderneeming wilden begunstigen, op dat Alva bedwongen, de voorregten hersteld, de waare Godsdienst vryelyk geoefend mogt worden, en de Landen, onder 's Konings Regeering, in vrede en wel- | |
[pagina 284]
| |
stand bloeijen mogtenGa naar voetnoot(n).’ Men vindt niet, dat 'er, van de Spaansche zyde, op deeze Geschriften des Prinsen van Oranje, geantwoord werdt. Alleenlyk, stelde Del Rio, met hulp van Vargas, wat laater, eene verdediging op van het vonnis, welk de Raad der Beroerten, tegen den Prinse, geveld hadt. Doch bekwaame luiden van de Spaansche zyde zelve vonden weinig smaaks in dit GeschriftGa naar voetnoot(o). Omtrent twee jaaren laater, kwam 'er eene wederlegging van 's Prinsen verdediging, uit Spanje, hier te lande. De President Viglius, die last hadt omze te doen drukken, oordeelde, dat 'er te veel in geroemd werdt op 's Konings genade, waarvan men hier nog byna niets ondervonden hadtGa naar voetnoot(p). Of deeze wederlegging in 't licht gegeven zy, is my niet gebleeken. Ga naar margenoot+ De geweldige Regtspleegingen des Raads van Beroerte gingen, midlerwyl, haaren gang. De Burgemeester Antoni van Straalen en de Heer van Bakkerzeel werden, in Oogstmaand, gevonnist, om onthalsd teGa naar margenoot+ worden. Het Huis van den Graave van Kuilenburg te Brussel, alwaar 't Verbond der Edelen eerst ontworpen was, werdt, ten gronde toe, afgebroken. In de plaats, daar 't gestaan hadt, werdt een steenen gedenkzuil opgeregt, waarop de tyd en oorzaak der vernielinge, in vier taalen, gelezen kon worden. Doch deeze zuil werdt, na verloop van eenige jaaren, door de Burgerye, om verre | |
[pagina 285]
| |
gehaaldGa naar voetnoot(q). Sommigen verhaalen, dat de Graaf van Kuilenburg, sedert, in Holland, werwaards hy vertrokken was, zulk een afgezonderd leeven leidde, dat hy, zelfs by die van zynen aanhang waren, onbekend gebleeven isGa naar voetnoot(r). Doch hoe weinig grond dit verhaal hebbe, blykt, uit het Register der Resolutien van Holland, waarin men zien kan, dat hy niet alleen onder de Edelen ter Staatsvergaderinge beschreeven; maar ook, in verscheiden' gewigtige zaaken gebruikt isGa naar voetnoot(s). Na verloop van eenige jaaren, heeft hy zig, egter, tot een stil leeven begeven. De Hertog, om de verbonden' Edelen, die nog in 't Land waren, te ontdekken, liet hun, by Brieven, gerigt aan de Raaden der byzondere Landschappen, vergiffenis belooven, mids zy zig, binnen dertig dagen, voor hem of zynen Raad, kwamen vertoonen. Doch niemant zo koen, die, op deeze noodiging, verschynen durfdeGa naar voetnoot(t). |
|