Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXII. Aanslag om den Hertog van Alva te ligten.'t Gerugt der overwinning by Heiligerlee klonk, ondertusschen, over 't gantsche Land. De Onroomschen, en allen, die den Prinse van Oranje heimelyk waren toegedaan, verheugden 'er zig hertelyk over. Doch Alva werdt, over de tyding van de nederlaag der zynen, zo zeer ontsteken, dat hy, kort na 't ontvangen derzelve, besloot, het vonnis tegen den Prinse van Oranje en anderen te doen uitspreeken. De aanslag, die, wat vroeger, tegen zynen persoon, gesmeed was, heeft hem, ongetwyfeld, ook zeer op den Prinse verbitterd. De Heeren van Risoir en Carlo, uit den Huize van der Noot, hadden, met kennisse van Oranje, eenen toeleg ontworpen, om den Hertog, als hy, geduurende de vasten, naar 't Klooster Groenendaal by Brussel, gaan zou, te ligten. Carlo, als een Monnik gekleed, uit vrees, zo hy voorgaf, voor den Hertoge, begaf zig in dit Klooster, wagtende op de gelegenheid. Men hadt zesof zevenhonderd paarden besteld, die zig, niet verre van daar, onthielden. Ook waren 'er vyfhonderd Knegten aangenomen, die, in en om Brussel, moesten oppassen. Doch | |
[pagina 276]
| |
een van deezen ontdekte den aanslag, kort voor de uitvoering, aan den Heere van Liques, wien hy, voor deezen, gediend hadt.Ga naar margenoot+ Terstond kreeg 'er toen de Hertog berigt van. De ontdekker wist niemant te noemen, die kennis van den toeleg hadt, dan zynen Hopman, die weleer Ruiter geweest was, onder de Bende des Graaven van Egmond. Deez', gevat zynde, liet zig wreedelyk pynigen, en zelfs ter dood brengen, zonder eenigen medverwant te willen beklappenGa naar voetnoot(v). Alva heeft, ongetwyfeld, den Prins van Oranje verdagt gehouden, van de hand gehad te hebben in deezen aanslag. Het uitspreeken van zyn vonnis kon dan, vooral na den ongelukkigen slag by Heiligerlee, niet langer worden opgeschort. Ga naar margenoot+ Op den agtentwintigsten van Bloeimaand, werdt het, op 's Hertogs naam, door den Raad der Beroerten, uitgesproken. De Prins werdt beschuldigd met de misdaad van gekwetste Hoogheid, en byzonderlyk ook, ‘dat hy, na zyne indaaging, en in veragting van dezelve, de wapenen opgevat hadt tegen den Koning, in welke zyne wederspannigheid, hy nog bleef volharden. Hy werdt, hierom, voor altoos, uit 's Konings Staaten gebannen, op straffe des doods, en alle zyne goederen werden, ten behoeve des Konings, verbeurd verklaardGa naar voetnoot(w).’ Over Graave Lodewyk, over de Graaven van den Berg, Kuilenburg en | |
[pagina 277]
| |
Hoogstraaten, en zelfs over den Heere van Brederode, die reeds overleeden was, werdt, ten zelfden dage, diergelyk een vonnis geveldGa naar voetnoot(x). Doch eenige Edelen en anderen, die gevangen zaten, werden veroordeeld, om onthalsd te worden: onder welken, de bekendsten waren Gysbrecht en Jan van Batenburg, Jakob van Ilpendam, Jan van Blois van Treslong, Maximiliaan van Blois gezeid de Kok en de twee Friezen, Sjoert Beima en Hartman GalamaGa naar voetnoot(y). 't Gene deezen als misdaad te last gelegd werdt, heeft men reeds, uit het voorig gedeelte deezer Geschiedenisse, konnen opmaaken. De Heeren van Villers en Huy, die, in 't gevegt by Daalhem, gevangen waren, gingen, op den tweeden van Zomermaand, ter dood. En drie dagen daarna, de Graaven van Egmond en Hoorne, die, op den derden, onder een sterk geleide, van Gend naar Brussel, waren overgebragt. |
|