Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIV. Alva doet Egmond en Hoorne vangen.Doch Alva behoefde geenen nieuwen last, om elk te toonen, wien men, voortaan, meest naar de oogen zou moeten zien. Zonder de Landvoogdes te kennen, sloeg hy, op den negenden van Herfstmaand, voort, tot het vangen der Graaven van Egmond en Hoorne, welk zig, op deeze wyze, toedroeg. De Hertog hadt hen, kort na zyne aankomst, met groot betoog van vriendelykheid, ten Hove, onthaaldGa naar voetnoot(g), hoopende, hierdoor, eenige andere voornaame Heeren, met naame Hoogstraaten, derwaards, te troonen. De twee Graaven, niets args vermoedende, vervoegden zig, dikwils, aan 't Huis des Graaven van Kuilenburg, te Brussel, daar Alva zynen intrek genomen hadt. Ten | |
[pagina 249]
| |
gemelden dage, warenze 'er ter maaltyd genoodigd, door Don Ferdinand, Alva's Zoon, willende den Hertog zelv', na den eeten, met hen, over 't sterken van eenige Steden, handelenGa naar voetnoot(h). Ook geschiedde dit zo lang,Ga naar margenoot+ tot dat Alva heimelyk berigt kreeg, dat zyn last, om Anthoni van Straalen, Burgemeester van Antwerpen, en Joan Casembrood, Heer van Bakkerzeel, Egmonds Geheimschryver, te vatten, was uitgevoerd. Toen breekt hy de onderhandeling, gevoeglyk, af,Ga naar voetnoot(i): en Egmond, verzogt, om het Kaartspel, aangevangen, na de maaltyd, met Don Ferdinand, te hervatten, begeeft zig naar de Eetzaal. Doch onderweg ontmoet hem Sanchio d'Avila, toen Hoofdman van 's Hertogs Lyfwagt, die hem, uit 's Konings naam, gevangen neemt en 't geweer doet afleggen; 't welk niet toeging, zonder zwaare klagten over 't schenden van 's Lands Vryheden en van de voorregten der Vliesorde. Hoorne, zynen weg, door eenen anderen hoek van 't huis, genomen hebbende, werdt, op gelyke wyze, gevat, door Hieronimo de Salinas, Burgtvoogd van Portorole. De Graaven zaten, te Brussel, elk in een byzonder vertrek, tot op den twee-entwintigsten, wanneer zy, onder een geleide van drieduizend Spanjaarden, naar 't Slot te Gend werden gevoerd, daar zy, tot diep in 't volgend jaar, bewaard werden. Te gelyk met hunne Persoonen, hadt men zig ook van hunne papie- | |
[pagina 250]
| |
ren verzekerd. Ook werden, terstond hierna, verscheiden' andere aanzienlyke luidenGa naar margenoot+ in hegtenis genomen. Doch Hoogstraaten, reeds op weg naar Brussel, het vangen van Egmond en Hoorne vernomen hebbende, keerde rasser te rug dan hy gekomen was, en hieldt zig buiten 't gevaarGa naar voetnoot(k). Men vindt, dat Granvelle, die toen te Rome was, op 't hooren der vangenis van Egmond en Hoorne, gevraagd zou hebben, of men den Zwyger, zo noemde hy den Prins van Oranje, ook hadt weeten te bekomen? verder, toen hierop neen geantwoord werdt, zeggende, dat men, aan den eenen Zwyger, meer gevangen zou hebben, dan aan alle de overigenGa naar voetnoot(l). 't Is, inderdaad, kenlyk, dat deeze Vorst stilzwygend van aart was, en plagt te zeggen, dat geene geveinsdheid den grond verbergen kan van eenen, die zig aan 't praaten laat krygen.Ga naar margenoot+ Doch Oranje, hoe zeer 't Granvelle spyten mogt, was den haat van zynen vervolger ontweeken. 't Vangen van zo veele aanzienlyke luiden joeg wederom eene geheele menigte van Ingezetenen ten lande uit, wel tot twintigduizend in getaleGa naar voetnoot(m), boven nog omtrent honderdduizend, die, na 't schryven der Landvoogdesse van den agtsten van Herfstmaand, reeds te vooren, geweeken warenGa naar voetnoot(n). De Abt van S. Bernards by Antwerpen, Thomas van Thielt, verliet zyne Abt- | |
[pagina 251]
| |
dy en zestigduizend guldens inkomens, trouwde in 't Land van Kleeve, en werdt, daarna Leeraar der Hervormde Kerke, eerst te Haarlem, en toen te Delft, daar hy gestorven isGa naar voetnoot(o). Duitschland, Frankryk, Engeland, Embden, Oostland liep vol vlugtelingen, die medenamen, 't gene zy konden, en de onroerende have agterlieten, om 'er 't lyf, ten minsten, af te brengen. Nog waren zy gelukkig,Ga naar margenoot+ die by tyds weeken, alzo Alva, voor 't einde van HerfstmaandGa naar voetnoot(p), een nieuw Geregtshof instelde, onder den naam van Raad der Beroerten, voor welken, alles, wat eenige betrekking tot de voorgaande of tegenwoordige beweegingen hadt, gebragt en afgedaan moest, worden. Twaalf Leden zouden deezen Raad uitmaaken,Ga naar margenoot+ te weeten, Karel, Heer van Barlaimont, en Filips, Heer van Noirkarmes, die egter nimmer in denzelven verscheenen zyn; de Licentiaat Jan de Vargas, een Spanjaard, dien de Hertog, sedert, 't voornaamste gezag in den Raad overliet; Adriaan Nicolai, Kanselier van Gelderland, Jakob Meertensz en Pieter Asset, Presidenten der Geregtshoven van Vlaanderen en Artois, Jan de Blasere, Raadsheer van Mechelen, Jakob Hessels en Jan de la Porte, Raadsheeren van Gend, Lodewyk del Rio, Fiskaal van Bourgondie, Belin Biese en Jan du Bois, welke laatste het Ampt van Prokureur Generaal bekleeddeGa naar voetnoot(q). | |
[pagina 252]
| |
De Hertog hadt Viglius ook eene plaats in deezen Raad toegeschikt, doch hy verschoon de zig, om zynen ouderdom en den Geestelyken Staat, dien hy, vyf jaaren geleeden, aangenomen hadtGa naar voetnoot(r). Hy noemde den Hertoge egter eenige andere Leden, van welken 'er verscheiden' werden aangesteld. Alva zelf was het Hoofd van deezen RaadGa naar voetnoot(s), die alleen in zynen naam vonnis streek. Doch Nicolai, die zwak van lighaam was, kwam weinig te raade. Ook onttrokken zig van denzelven verscheiden' anderen, zo dat het werk, eindelyk, op drie of vier LedenGa naar voetnoot(t),Ga naar margenoot+ ja genoegzaam op den eenen Vargas aankwamGa naar voetnoot(u), die, 't oor des Hertogs hebbende, elk bondt aan 't gene hy stemde. Een monster van wreedheid was deeze man, ook naar 't getuigenis der Spaanschgezinde Schryveren, die hem de maatelooze strengheid aantygen, welke de onzen Alva te last leggenGa naar voetnoot(v); wien Vargas ook zo zeer naar de oogen zag, dat zulk een dienaar geene schuld hebben kon, die zulk een' MeesterGa naar margenoot+ niet te regt geweeten werdt. Hessels stondt Vargas wakker byGa naar voetnoot(w). Hy was gehuwd aan eene Nigt van VigliusGa naar voetnoot(x), die ongaarne zag, dat haar man in den Raad der Beroerten zat, en, reeds voor 't aangaan van 't Huwelyk, | |
[pagina 253]
| |
bedongen hadt, dat hy 't Ampt van Prokureur Generaal, welk hy toen bekleedde, afleggen, en zig voorts van haatelyke bedieningen onthouden zouGa naar voetnoot(y). Doch hy hadt hier geene ooren naar. Men geeft hem na, dat hy, gewoon zynde te slaapen in den Raad, wanneer zyne stem gevraagd werdt, half ontwaakt, alleenlyk, plagt te zeggen, ad patibulum, ad pitibulum, naar de galg, naar de galgGa naar voetnoot(z). Doch Viglius, die, dikwils, in zyne Brieven, van hem gewaagt, beschryft hem, nergens, als zo dom en vadzig. Alva bediende zig, sedert, van hem, in de zaak des tienden pennings, en Viglius hieldt hem bekwaam, om in den heimelyken Raad te zittenGa naar voetnoot(a). De haat tegen zyne bediening in den Raad der Beroerten heeft dan, vermoedelyk, iets willen verzinnen, om hem veragt te maaken. Voorts was, na Vargas, Del Rio meest gezien by den Hertoge: die niets goedkeurde, dat, by deezen twee, den toets niet hadt doorgestaanGa naar voetnoot(b). |
|