Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXV. De Landvoogdes wil Brussel verlaaten.De Landvoogdes, verschrikt door de tydingen der Beeldstorminge aan alle oordenGa naar voetnoot(y), | |
[pagina 190]
| |
en verwagtende dezelve nu, dag voor dag, binnen Brussel, besloot, op den raad des Hertogs van AarschotGa naar voetnoot(z), de Stad te verlaaten, en de wyk te neemen naar Bergen in Henegouwen, daar zy zig veiliger oordeelde. Doch de andere Heeren, en de President Viglius zelf ontrieden 't haar zo ernstigGa naar voetnoot(a), dat zy aan 't wankelen gebragt, en voorts, door de Burgerye van Brussel, die de poorten geslooten hieldt en bewaakte, zo goed als gedwongen werdt, te blyven. Zy schreef toen zelve aan den Koning, dat zy genoegzaam gevangen gehouden werdt, binnen BrusselGa naar voetnoot(b), waarvan zy Oranje, Egmond, Hoorne en Hoogstraaten de voornaamste schuld gafGa naar voetnoot(c); schoon men gemeld vindt, dat het, door Viglius, werdt te wege gebragtGa naar voetnoot(d). Raadpleegende, wyders, met de Leden van den Raad van Staate, op het gene haar, in deeze omstandigheden, te doen stondt, kwamGa naar margenoot+ zy, ten opzigte van den tegenwoordigen nood, tot een besluit ‘om den Edelen te belooven, dat niemant, ter oorzaake der preeke, op plaatsen, daar zy tegenwoordig ingevoerd was, gemoeid zou worden, mids men zig van ongeregeldheid en ergernis onthieldt, de wapenen afleide, en de Roomschen, in derzelver Gods- | |
[pagina 191]
| |
dienstoefening, ongekweld lietGa naar voetnoot(e).’ In gevolge van dit besluit, welk, op den drie-entwintigsten van Oogstmaand, genomenGa naar margenoot+ was, werdt, des anderendaags, een Verdrag gemaakt, met Graave Lodewyk en twaalf Gemagtigden der verbonden' Edelen, behelzende ‘dat de Koning aannam, 't Land te ontheffen van de Inquisitie; dat 'er, op 't stuk van den Godsdienst, een nieuw Plakaat stondt te worden gemaakt; doch dat zyne Majesteit nog niet hadt vastgesteld, of 'er de algemeene Staaten op zouden gehoord worden, waartoe hem de Landvoogdes egter zou tragten te beweegen. Dat zy den Edelen brieven van verzekering, tot hun genoegen, zou leveren, waarby de Koning verklaaren zou, 't voorleedene niet te willen gedenken, mids elk zig, voor het toekomende, kweete van zynen pligt, en beloofde niets te zullen bestaan, tegen den Koning, deszelfs Staaten en Onderzaaten; en daarentegen zyn best te zullen doen, om de beroerten te stillen, 't beschadigen van Kerken en Godshuizen te beletten, en 't afleggen der wapenen te wege te brengen. De preek zou ook, zo veel mogelyk ware, verhinderd worden, daar zy niet aangevangen was. Eindelyk, moesten de Edelen hun vermogen aanwenden, om allen, die, ter zaake van 't geloof, misnoegd waren, zig te doen onderwerpen aan 't gene de Koning, met | |
[pagina 192]
| |
toestemming der algemeene Staaten, besluiten zouGa naar voetnoot(f).’ Oranje, Egmond, Hoorne, Hachicourt en Assonville, die dit Verdrag bewerkt hadden, deeden 't bezweeren, door de Gemagtigden der Bondgenooten, en leverden hun Brieven over, waarby beloofd werdt, dat hun, ter oorzaake van 't Verbond en 't ingeleverd Verzoekschrift, nimmer eenig nadeel overkomen zou. 't Verdrag werdt allen Geregtshoven der Landschappen en allen goeden Steden toegezondenGa naar voetnoot(g); doch allereerst gekreukt, te Brussel, daar het gemaakt was, verhinderende men hier de Onroomschen, naar Vilvoorde, ter preeke te gaanGa naar voetnoot(h). Het werdt, sedert, ook in andere opzigten, van de Spaansche zyde, geschonden: en wordt dit schenden des Verdrags door de Spaanschen, by sommigen, gehouden, voor het egt kenmerk van de regtvaardigheid der wapenen, die men, naderhand, hier te lande, tegen den Koning, heeft opgenomen. |
|