Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIV. 's Konings besluit op de drie punten komt te laat.De Vergadering te S. Truyen was, naar 't schynt, reeds gescheiden, toen de Landvoogdes, den twaalfden van Oogstmaand, 's Konings brieven, den laatsten van Hooimaand getekend, ontvingGa naar voetnoot(b); waarin 't Besluit op de drie punten vervat was, welk wy, hier bovenGa naar voetnoot(c), hebben te boek gesteld. 't Werdt egter niet afgekondigd, weigerende Viglius, Barlaimont en anderen, in 't afzyn | |
[pagina 178]
| |
der voornaamste Heeren, daartoe te stemmen. Doch de Bondgenooten kreegen haast de lugt van den inhoud, en vernamen, ongaarne, dat Filips nog geene Vergadering der algemeene Staaten, daar zy zeer op gezetGa naar margenoot+ waren, gehengen wildeGa naar voetnoot(d). Men raadpleegde ten Hove nog over 's Konings brieven, toen de Beeldenstorm, schielyk aangeheeven, in weinige weekenGa naar voetnoot(4), byna alle oorden van Nederland doorliep, en zulk eene bystere verwoesting maakte, aan beelden, schilderyen, boeken, kruissen, altaaren, sakramentshuizen en allerlei Kerksieraaden, ten platten Lande en in de Steden, dat men, het graauw, welk 'er de hand in hadt, aanziende voor te zwakke werktuigen, om zo veel ysselyks, in zo weinig tyds, uit te voeren, tot de vreemde gedagten kwam, dat 'er booze geesten onder gewerkt haddenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot(e). Wy hebben niet voor, omstandiglyk te verhaalen, hoe deeze schennis, eerst in Vlaanderen en Artois, aanving, op den veertienden van OogstmaandGa naar voetnoot(f), noch hoe zy, vanGa naar margenoot+ daar, voortsloeg naar Antwerpen, alwaar, de groote Kerk, een der pragtigste gebou- | |
[pagina 179]
| |
wen van Europa, door eenhonderd rabauwen, geholpen van eenen hoop hoeren en jongens, in weinige uuren, geplonderd en te schande gemaakt werdtGa naar voetnoot(g): noch, eindelyk, hoe alle de Nederlanden, Luxemburg en Namen uitgezonderdGa naar voetnoot(5), deeze dartelheid hebben moeten lyden. Verscheiden' Nederlandsche Historieschryvers hebben dit alles, uitvoerig en deftig, te boek gesteld. 't Zal ons genoeg zyn, hier, na 't aanwyzen der oorzaaken van dit woest bedryf, beknoptelyk, te ontvouwen, hoe 't zig, met den Beeldenstorm, in de nu Vereenigde Nederlanden, met naame in Holland, Zeeland en 't Stigt van Utrecht, hebbe toegedraagen. Men is 't, wederzyds, eens, dat de Kerkplondering,Ga naar margenoot+ op de meeste Plaatsen, door slegt geboefte en gemeene Handwerksluiden, is uitgevoerd; doch 't is twyfelagtig, of deeze ruwe hoop niet, hier of daar ten minsten, aangezet zy, door luiden van meerder aanzien. De Spaanschgezinde Schryvers willen, gelyk wy boven zagen, dat 'er de Edelen zelven, te S. Truyen, toe beslooten hadden. Doch 't heeft weinig schyn van waarheid, dat men, by opregte Roomschen, gelyk veele verbonden' Edelen waren, van zulk een voorneemen zou hebben durven reppen, veel minder, dat men, met hen, de uitvoering zou hebben bestemd. Anderen | |
[pagina 180]
| |
hebben den Prins van Oranje aan deeze schennis schuldig gehouden, of zynen Broeder, Graave LodewykGa naar voetnoot(h). Doch de Prins heeft zig altoos afkeerig getoond van de woestheid der Beeldstormeren, en is zelfs, sedert, van sommige Onroomschen gelasterd, om dat hy oordeelde, dat de Kerken, niet dan na voorgaanden last der Overheden, behoorden gezuiverd te wordenGa naar voetnoot(i). Aan den anderen kant, vindt men 'er, onder de onzen, die deeze Heeren niet alleen; maar ook de verbonden' Edelen, de hervormde Kerkendienaars en de Leden der Kerke in 't gemeen, van alle schuld aan de ongeregeldheid der Beeldstorminge, hebben willen vrypleitenGa naar voetnoot(k). My komt egter, met anderen, niet ongegrond voor, dat sommigen uit de hervormden, ja uit de Edelen zelven, dien 't naderhand openlyk te last gelegd is, in dit werk, de hand gehad, of het, ten minsten, met genoegen aanschouwd hebben: al 't welk hier, meest uit de vonnissen, twee of drie jaaren na deezen tyd geveld, naauwkeuriger dan tot nog toe geschied is, staat aangeweezen te worden. De openbaare preek was, onlangs, in Vlaanderen begonnen, daar 't getal der Onroomschen zo groot was, dat de Stadhouder deezer Landstreeke, de Graaf van Egmond, rekende, dat 'er wel vyftig- of zestigduizend mannen onder waren, die, gewapend, op | |
[pagina 181]
| |
omtrent zestig Plaatsen, ter preeke kwamenGa naar voetnoot(l). Zo groot een' hoop heeft het, buiten twyfel, verdrooten, met het naderen van den winter, langer in 't open veld byeen te komen. En gelyk, onder allerlei gezindheden, boozen en goeden zyn, hebben de eersten geoordeeld, dat zy zig, met geweld, in 't bezit mogten stellen van de Kerken, die hun, zekerlyk, geweigerd zouden geweest zyn, als zy 'er alleenlyk om verzogt hadden. Zy, die, onder de Edelen, uit wanhoop aan 's Konings genade, of uit begeerte naar verandering, 't werk gaarne tot daadelykheid zagen voortslaan, hebben hieronder geroeid, en de Beeldstorming is juist begonnen, in de Landstreek, daar de openbaare Preek eerst ondernomen was. Doch of Graaf Lodewyk, gelyk 't gerugt toen liep, dit werk aangedreeven, en geschikt hadt, om, binnen vyf of zes dagen, te worden afgedaan, en of hy, nevens Mol, Stadhouder der Leenen van Brabant, en van der Meere, beide Edelluiden van den Prinse van Oranje, verscheiden' vergeefsche poogingen hebbe gedaan, om 't graauw, te Brussel, aan 't beweegen te helpen, zo als de Wethouderschap der Landvoogdesse aandiendeGa naar voetnoot(m), zou ik niet durven verzekeren. Ook weet ik niet, wat men te houden hebbe van zekere brieven, door de Landvoogdesse onderschept, waarby die van Doornik den bondgenooten schreeven, dat zy zouden uitvoeren, 't gene zy voorgenomen hadden, zo | |
[pagina 182]
| |
hun 's Konings antwoord niet spoedig werdt bekend gemaaktGa naar voetnoot(n). Zeker is 't, dat de plondering, te Brussel belet zynde, schielyk, naar Zeeland, oversloeg. Ga naar margenoot+ Te Middelburg, hief zy aan, op den tweeentwintigsten van Oogstmaand. Verscheiden' Leden der Regeeringe, met naame, de Schepens Andries Jakob Oertszoon, Simon Janszoon van Rome, Vincent Laurenszoon en Hugo Jooszoon waren hier der Hervorminge toegedaan: 't welk het graauw der Onroomschen, aangezet of voorgegaan door eenigen uit den Kerkenraad, stouter maakte. Men viel dan, in de Abtdy der Lieve-vrouwe, die deerlyk geplonderd werdt. Den Burgemeester Adriaan Klaaszoon gaat na, dat hy 't volk, hiertoe, zou hebben opgehitst: doch mooglyk heeft hy alleen bevel gegeven, om de beelden, met orde, weg te neemen: gelyk, sedert, ook elders geschiedde. Maar de Notaris Willem Deynoot heeft 'er, volgens zyne eigen' bekentenis, de hand in gehad, en zyn misdryf, naderhand, met den hals moeten boeten. De S. Pieters Kerk werdt, op gelyke onbezuisde wyze, van beelden beroofdGa naar voetnoot(o). Te Vlissingen, te Veere, en gantsch Walcheren door, geschiedde dit, insgelyks. Zelfs noodzaakten de Onroomschen de Wethouderschap tot het slaaken der gevangenen om den GodsdienstGa naar voetnoot(p). Te Arnemuiden werdt, zo men wil, het werk begunstigd, door den Baljuw, Jan Y- | |
[pagina 183]
| |
penszoon, die den Beeldstormeren de Kerkdeur zou hebben doen openenGa naar voetnoot(q). Te Thoolen en elders in Zeeland, werden de beelden ook ter Kerke uit gestommeldGa naar voetnoot(r). In 't Stigt vanGa naar margenoot+ Utrecht, met naame in de Aartsbisschoplyke Stad zelve, geschiedde zulks, op den vieren vyfentwintigsten, met veel verwoedheid. Men hadt hier schryvens gekreegen, dat de Onroomschen, tot agtduizend in getal, gewapend door 't land liepen, en alomme de Kerken beroofden: welke tyding, schoon buiten de waarheid, die van den nieuwen Godsdienst zo veel moeds gaf, dat zy, eerst naar S. Geertruids Kerk, daar eene wyle tyds geplonderd werdtGa naar voetnoot(s), en toen naar 't Stadhuis liepen, begeerende dat hun twee Kerken werden ingeruimd. De Vroedschap, zeggende niet sterk genoeg te zyn, om op zo gewigtig een stuk te besluiten, kreeg van eenen der Kalvinische Gemagtigden ten antwoord, Eet ham met mostard, zo wordt gy sterk: welke onbeschoftheid hem, sedert, den hals gekost heeft. Hy en de zynen lieten zig egter te vrede stellen, met een besluit der Regeeringe, om, eerst na agt dagen en 't inneemen van het goedvinden der Landvoogdesse en des Prinsen van Oranje, te antwoorden. Doch aan 't volk, dat, gewapend, in grooten getale, op 't Kerkhof van S. Maria stondt, was geen houden. Men valt, in de Buur- S. Jakobs-, S. Nikolaas- en S. Geertruids- Kerken, en in die van de Predik- en Minderbroe- | |
[pagina 184]
| |
deren, daar alles van den wand gerukt, verbryzeld en vernield werdtGa naar voetnoot(t). Jan van Renesse, Heer van Wilp, die eerst tusschen beide gegaan was, om 't volk met de Vroedschap te bevredigen, wees, zo men wil, daarna, den Beeldstormeren den weg naar de Buurkerke en naar die van S. Geertruid, zeggende, dat hy al 't nadeel, dat 'er hun van komen mogt, op zig nam, en voorziende sommigen van werktuigen, om te breeken. Zyne natuurlyke Broeders, Filips en Willem van Renesse, Steven van Zuilen, Willem van Zuilen van Nyveld, Kornelis van Nyenrode en verscheiden' anderen zouden den Heere van Wilp de hand hebben gebooden: en gaat sommigen na, dat zy 't graauw, tot het beeldstormen, gehuurd en betaald hebbenGa naar voetnoot(u). De Wethouderschap werdt, eindelyk, op den zevenentwintigsten, genoodzaakt, den Kalvinischen de S. Jakobs Kerk af te staan, en des noods, nog eene andere toe te zeggenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot(v). In Holland, ontstondt de woede, ten zelfden tyde. De Wethouderschap van Amsterdam, de bui ziende opkomen, hadt bevolen, de meeste kostelykheden uit de Kerken te bergenGa naar voetnoot(w); gelyk geschied was: doch alzo de zwaarste beelden, en die meest in 't oog liepen, waren blyven staan, viel het graauw, zig hierdoor getergd rekenende, op den drie-entwintigsten, tegen den avond, in de oude | |
[pagina 185]
| |
Kerke. De Schout Pieter Pieterszoon, met omtrent veertig helpers, op 't mat gekomen, verdreef egter den woesten hoopGa naar voetnoot(x). Doch Burgemeesteren ging zo groot een angst aan, dat zy zig, door den Raad, elk vyf of zes helbaardiers, ter hunner bescherminge, lieten toevoegen. Voorts stondt men der Gemeente toe, dat de beelden geweerd en de Kerken geslooten zouden worden, tot op naderen last der LandvoogdesseGa naar voetnoot(y). Te Leiden,Ga naar margenoot+ begon de Beeldenstorm, op den vierentwintigsten, in de S. Pieters KerkeGa naar voetnoot(z), door aandryven, zo getuigd wordt, van twee der verbonden' Edelen, Jakob van Wyngaarden en Arend van Duivenvoorde. De Lieve vrouwe-, Hooglandsche- en andere Kerken werden, naderhand, ook beroofd. Men vindt, dat sommige beeldstormers hier een rooden sluyer om den hals hadden, waaraan een Geuspenningkje hing. De hervormden predikten, sedert, in de Minderbroeders Kerke en in de Voskuil, even buiten de StadGa naar voetnoot(a). In denGa naar margenoot+ Haage, onder 't oog van den Raad, viel het graauw in het Klooster der Predikheeren, daar de beelden verbroken en de boeken vernield werden. Zelfs werden 'er de kisten opgeslaagen, en 't geld uit dezelven geroofd, waarmede, sedert, zekere Wouter Willemszoon en anderen betigt werden. De Kapelle van Wassenaar, in 't byzonder, werdt hier deerlyk verwoestGa naar voetnoot(b). Men gaf den Hee- | |
[pagina 186]
| |
re van Hofwegen na, dat hy zig beroemd zou hebben, de Haagsche Beeldstormers, met zeshonderd Edelen, te zullen beschermen, zo iemant ondernam, hun tegenstand te doenGa naar voetnoot(c). Ook melden sommigen, dat Adriaan Mennink en Dirk Joosten den President Suis werkvolk hebben durven afvorderen, om de beelden weg te neemen: welk hun zou toegestaan zynGa naar voetnoot(d). Doch ik vind hier van niet gewaagd, in het vonnis van Dirk,Ga naar margenoot+ welk nog voorhanden isGa naar voetnoot(e). Te Schoonhoven, waren de schutters, op den vyfentwintigsten, zynde Kermisdag, in de Doele, gewapend byeen gekomen, om 't Sakrament, naar gewoonte, door de Stad te volgen. Doch veelen derzelven, der Hervorminge toegedaan, weigerden zulks. Zekere Frans van Nes zogt zelfs 't volk te beweegen, tot het plonderen der KerspelkerkeGa naar voetnoot(f). Ook meen ik, dat het geschied is, hoewel 't my nietGa naar margenoot+ klaar is gebleeken. Gelyke verwoesting schynt, te Gorinchem, gepleegd te zynGa naar voetnoot(g).Ga naar margenoot+ Te Woerden, daar veele Lutherschen woonden, hadt de Wethouderschap de beelden, uit de Kerken, doen haalen; en toen de beroerte ophieldt, op aanschryvens van Hertoge Erik van Brunswyk, Pandheer der Stede, wiens oorspronklyken brief, gedagtekend den agttienden van Herfstmaand, ik zelf gezien heb, den Pastoor gelast, zynen dienst | |
[pagina 187]
| |
wederom waar te neemen, 't welk hy egter naliet. Hertog Erik, schoon zelf Luthersch, bediende zig, sedert, van de geringe beweeging, die hier geweest was, om Krygsbehoeften en Soldaaten, op 't Slot, te brengen. De Wethouderschap klaagde hierover, aan de StaatenGa naar voetnoot(h); doch 't blykt niet, dat deeze klagten van eenige vrugt geweest zyn. Wessel van Boetzelaar, Heer van Asperen,Ga naar margenoot+ die, sedert eenen geruimen tyd, in zyne Stede, hadt laaten prediken, liet, zo men wil, de beeldstormers, door de waterpoort, agter zyn Slot, in de Stad; waarna, alle de Kerken en Kloosters, door hen, geplonderd werden. Zy hadden Willem van Nyveld van Aartsbergen, Drossaard van Kuilenburg, aan 't hoofd; die, door eenen natuurlyken Zoon des Heeren van Asperen, ook Wessel genoemd, derwaards, ontbooden was. Onder 't plonderen, verboodt Wouter Jakobszoon, uit naam der Heeren van Asperen en van Karnisse, het vervoeren of bergen van eenige Kerksieraaden, op lyfstraffe. Het vernielde Houtwerk werdt hier den armen geschonkenGa naar voetnoot(i). Te Kuilenburg en te Viane, hadt men,Ga naar margenoot+ te vooren, de beelden reeds verbrokenGa naar voetnoot(k). Doch te Dordrecht, wisten de Burgemeester Arend van der Myle en anderen alle handdaadigheid te beletten. 't Zelfde gelukte te Gouda den Slotvoogd, Kornelis van der Myle, Zoon van den Dordschen BurgemeesterGa naar voetnoot(l). | |
[pagina 188]
| |
't Schynt, dat de Hervorming, die egter, te Dordrecht, by sommigen, al vroeg, omhelsd wasGa naar voetnoot(m), in deeze twee Steden, nog niet veel opgang gemaakt hadt: hebbende men hier, in 't voorjaar, ook raad geweeten, om 't buiten preeken te weerenGa naar voetnoot(n). In Wynmaand des jaars 1567, heeft men egter, ook te Dordrecht, in twee Kerken, deGa naar margenoot+ beelden gebrokenGa naar voetnoot(o). Haarlem is geheel vry gebleevenGa naar voetnoot(p). Delft en Briel ook, voor deezen tyd, hoewel 'er, naderhand, in beide deeze Steden, merkelyke moeite voorviel. Te Delft, werden, in Wynmaand, verscheiden' Kerken en Kloosters geschonden; hebbende, hier ook, eenigen, zo men wil, geld beloofd, voor 't smytenGa naar voetnoot(q). Sommigen verhaalen, dat Rotterdam ook verschoond isGa naar voetnoot(r): doch van elders blykt, dat 'er eenige beeldschennis gepleegd is, door Jakob Franszoon Snap, die 't, naderhand, met den hals heeft moeten boetenGa naar voetnoot(s). Ook liep het Noordelyk deel van Holland niet vry. Te Alkmaar, werden, gelyk elders, de Kerken geplonderd. Hoorn werdt, meent men, verschoondGa naar voetnoot(t). Te Enkhuizen, schynt men 't ook, by dreigen, gelaaten te hebbenGa naar voetnoot(u). | |
[pagina 189]
| |
De Heer van Brederode bevondt zig, omtrent deezen tyd, in 't Noorderkwartier, verzeld van zyne Gemaalin, twee Zusters des Prinsen van Oranje, den Heere van Wilp en verscheiden' andere Edelen. Hy zogt hier aanhang te maaken. Te Hoorn, in 't byzonder, onthaalde hy de Wethouders, dikwils, in zyne Herberg, daar 't geroep van Vive le Gueux, by den wyn, meer dan eens, gehoord werdt. Zelfs hing hy Burgemeester Willem Pieterszoon Enkhuizen, die beschonken was, half met, half tegen wil, een' gouden geuspenning om den hals: met welken, deeze, ontnugterd zynde, zig zeer verlegen vondt. Ook heeft het hem, naderhand, een goed deel zyner middelen gekostGa naar voetnoot(v). Doch van 't beeldstormen werdt, ook terwyl Brederode zig hier omtrent onthieldt, niets vernomen. In de andere Nederlanden, Gelderland, Friesland, Overyssel en Groningen, heeft men deeze baldaadigheid, insgelyks, wat vroeger of laater, moeten lydenGa naar voetnoot(w); doch wy agten 't noodeloos, hiervan byzondere melding te maaken. Nergens byna, leeden de beeldstormers eenigen tegenstand van belang, dan by Auchyn, alwaar 'er omtrent vierhonderd, door Robert van Longueval, Heer van La Tour, aan 't hoofd van eenen hoop huisluiden, verslaagen werdenGa naar voetnoot(x). |
|