Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIII. Vergadering der Edelen te S. Truyen.De verbonden' Edelen hadden, terwyl men, over hun verzoek, in Spanje, handelde, hier te lande, niet stil gezeten; maar elkanderen, in ZomermaandGa naar voetnoot(3), te S. Truyen, in 't Bisdom van Luik, beschreeven, alwaar zy, ten getale van vyftienhonderd of tweeduizend paarden, byeen kwamen, en tot in de volgende maand of langer, vergaderd bleeven. De voornaamsten, die hier verscheenen, waren Graaf Lodewyk van Nassau, de Graaven van Kuilenburg en van den Berge, en de Heer van BrederodeGa naar voetnoot(m). Voorts vindt men, dat hier ook, onder anderen, tegenwoordig geweest zyn Jozua van Alveringen, Heer van Hofwegen, Jan van Blois, gezeid Treslong, Maximiliaan van Blois, gezeid de Kok van Neerynen, Jan van Casembrood, Heer van BakkerzeelGa naar voetnoot(n), Bernard Uiteneng, Rutger van Boetzelaar, Heer van Karnisse en Otto zyn Broeder, Floris van Boetzelaar, Heer van Langerak, en Jan van Renesse van Wulven, Heer van Wilp. De twee laatste waren, uit den naam der verbonden' Edelen van Holland, derwaards gezondenGa naar voetnoot(o). Bakkerzeel was, met kennis van den Graave van Egmond, verreisd, dien hy beloofd hadt, niets, | |
[pagina 175]
| |
buiten 't Verbond en 't Verzoekschrift, te zullen helpen besluiten. Ook verklaarde hy den Graave, sedert, dat hy het uitvoeren van verscheiden' aanslagen, door eenige Edelen en Onroomschen ontworpen, hadt beletGa naar voetnoot(p). 't Gerugt liep, ondertusschen, en 't vondt tenGa naar margenoot+ Hove geloof, dat men, te S. Truyen, beslooten hadt, vierduizend Paarden en veertig vendelen Knegten, Duitsch Volk, in waardgeld, aan te neemen, om zig, tegen den Koning zelven, te verzetten, zo hy onderneemen mogt, gewapend, herwaards te komen. Ook zouden de Edelen den Onroomschen hier hunne bescherming hebben beloofdGa naar voetnoot(q). Zeker is het, ten minsten, dat, zo wel de Kalvinischen als Lutherschen, hen te S. Truyen, schriftelyk, om dezelve, verzogt hebbenGa naar voetnoot(r). Zelfs wil men, dat 'er middelen beraamd zouden zyn, om penningen te heffenGa naar voetnoot(s), 't welk wel van nooden was, zo men anders, tot het aanneemen van Krygsvolk, beslooten heeft. Men voegt 'er by, dat hier ook de Beeldenstorm, die, in Oogstmaand, aanhief, werdt vastgesteldGa naar voetnoot(t): 't welk my egter gantsch niet waarschynlyk dunkt. De Landvoogdes, kennis gekreegen hebbendeGa naar margenoot+ van de Byeenkomst te S. Truyen, en 't ergste vermoedende, bewoog Oranje en Egmond, om in onderhandeling te treeden met de Bondgenooten, die twaalf gemagtig- | |
[pagina 176]
| |
den, met Graave Lodewyk aan 't hoofd, afzonden, eerst naar Aarschot, dat twaalf, en toen naar Duffel, dat maar zes mylen van Antwerpen gelegen isGa naar voetnoot(u); alzo men 't ongeraaden hieldt, dat de Prins zig, tegenwoordig, te verre van deeze Stad, daar 't nog vol onrust was, verwyderde. Te Duffel, vertoefden Oranje en Egmond, naauwlyks een half etmaalGa naar voetnoot(v), in welken tyd, zy, met de gemagtigden der Edelen, in gevolge van hunnen last, beraamden ‘dat de Bondgenooten 's Konings antwoord op hun Vertoog nog vierentwintig dagen zouden afwagten, en in dien tyd, geene nieuwigheid aanvangen.’ De Landvoogdes gaf den Koning hiervan terstond kennis, te gelyk meldende, dat het vergaderen der algemeene Staaten, door haar, door de Heeren, en door den Raad van Staate, werdt aangezien, als het eenige middel, om verdere onheilen te voorkomenGa naar voetnoot(w). Doch Filips was, hiertoe, niet te beweegen.Ga naar margenoot+ Hy gaf, in tegendeel, der Landvoogdesse bevel, om drieduizend Duitsche Ruiters en tweeduizend Voetknegten, onder Hoofdluiden, die hy zelf zou benoemen, aan te neemen, zo 't nood deedt; of zo niet, ten minsten voor twee maanden in waardgeld te houden, waartoe hy de noodige penningen overmaakteGa naar voetnoot(x): en niet lang hierna, kreeg men, in 't zeker, berigt, dat Hertog Erik van Brunswyk, by Lingen, volk voor den Koning byeen trokGa naar voetnoot(y). | |
[pagina 177]
| |
Op de Vergadering der Edelen te S. Truyen, verscheen in Hooimaand, een Persoon, derwaards afgezonden, door den Prinse van CondéGa naar margenoot+ en den Admiraal van Chatillon, Hoofden der Hugenooten in Frankryk, om den Bondgenooten allen verdrag met de Landvoogdesse te ontraaden, en vierduizend Edelluiden ter hulpe aan te bieden, die, binnen eene maand na datze waren opgeëischt, te paarde zitten zouden. Doch de Vergadering, geenen zin hebbende, om zig 's Konings onverzoenbaaren haat op den hals te haalen, sloeg deeze aanbieding heuschelyk afGa naar voetnoot(z). Eenigen zouden egter gaarne gezien hebben, dat menze aangenomen hadt, en wil men, dat, hieruit, en uit den voorslag van sommigen, om volk en geld te ligten, de eerste verwydering onder de bondgenooten ontstaan zy, konnende de Roomschen onder hen, gelyk Mansfeld en anderen, met geene goede oogen aanzien, dat men zig met de Ketters zo diep t'zee begeeven wildeGa naar voetnoot(a). |
|