Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXI. Raadpleegingen in Spanje, over de beweegingen hier te lande.De Koning, de tydingen deezer nieuwigheid, de eene na de andere, gekreegen hebbende, hieldt raadvergadering op raadvergadering, zo te Madrid als in 't Bosch van Segovia, met den Hertog van Alva, den Graave van Feria, Antonio de Toledo, Grootmeester der Orde van S. Jan, Jan Manriquez de Lara, Groot-hofmeester der Koninginne, Ruy Gomez, Prins van Eboli, Lodewyk de Quichada, Groot-stalmeester van Prins Karel, benevens den Raadsheer Tisnacq, benoemd tot President van den geheimen Raad in Nederland, Hopperus, 's Konings Zegelbewaarder, en den Geheimschryver CourtevilleGa naar voetnoot(g). Hier werdt, eerst op de kwaal en derzelver oorzaaken, en daarna, op het geneesmiddel der kwaale, gelet. ‘De kwaal werdt, door sommigen,Ga naar margenoot+ geoordeeld gesprooten te zyn, uit het misnoegen van een of twee Personaadjen, die den klem der Regeeringe in handen zogten te krygen, om daarna vryheid van Godsdienst, of openlyk, of voor elk in zyn huis in te voeren. Dit was te speuren aan de treden, reeds tot bereiking van dit oogmerk gedaan: van welken de eerste was het weeren van den Kardinaal van Granvelle; de tweede Egmonds reis naar Spanje welken geen van beide beantwoord hebbende aan hun oogmerk, warenze voortgeschreeden tot den derden trap, het Verzoekschrift der Edelen, die, bloedverwanten of dienaars der misnoegde Heeren zyn- | |
[pagina 170]
| |
de, ligtelyk lieten raaden, wiens werktuigen zy waren. Hierby was, laatstelyk, de vierde trede gekomen, 't gezantschap van Bergen en Montigni, welker last, in deszelfs eerste hoofdpunt, genoegzaam overeenkwam met het Verzoekschrift der Edelen. Het tweede, betrof, eerstelyk, het wantrouwen tusschen den Koning en eenigen zyner vassalen, waarvan zyne Majesteit egter dikwils geschreeven hadt, dat hem niets bewust was, en ten anderen, de verandering in den Raad van Staate, of liever in de algemeene Regeering der Nederlanden, daar, in de derde plaatse, de overkomst zyner Majesteit bykwam, die niet begeerd werdt, dan na dat al 't andere zou zyn toegestaan. Doch, met het dringen op het een en 't ander, deedt men duidelyk zien, dat men 't op het verkrygen van den klem der Regeeringe en vryheid van Godsdienst gemunt hadt. Wanneer men hierby nu aanmerkte, dat de Heeren niet slegts een onderling verbond hadden aangegaan; maar ook de Edelen, en laatstelyk de Ketters zelven, waaruit de openbaare preeke gesprooten was; hadt men te wagten, dat 'er, by de vier gemelde treden, eerlang een vyfde stondt te worden gevoegd, van welke verdere uitspoorigheidGa naar margenoot+ te dugten was.’ Komende vervolgens tot het geneesmiddel, zeide men ‘dat 'er tweeërlei was, een waar en een gewaand: welk laatste, als gevaarlyk, geschuwd, terwyl het eerste alleen gebruikt moest worden. 't Schyngeneesmiddel was, door de ge- | |
[pagina 171]
| |
zanten, voorgeslaagen, en bestondt in het vernietigen der Inquisitie, dat de agtbaarheid des Konings, des Pausen en der heilige Kerke niet gedoogen kon; in het maatigen der Plakaaten, dat alle misdaaden van verzuim, als niet ter Kerke of ter misse gaan, ongestraft liet; en in het verleenen eener algemeene vergiffenis, die Leeraars en oproermaakers insluiten zou, en derhalve, zo min als de twee andere punten, kon worden ingewilligd. Het eenige waare geneesmiddel dan bestondt in 's Konings reis naar Nederland, die, zonder uitstel, moest worden ondernomen. Hierdoor, zouden de onheilen, die men nog vreesde, konnen worden verhoed. De Koning, van zyne vassalen met eerbied ontvangen zynde, zou alle gemaakte verbonden konnen doen verbreeken: voorts orde stellen op den Godsdienst, en daarna overleggen, of 'er eenige verandering, in de Plakaaten en in de Raaden van Regeeringe, zou behooren te worden gemaakt. Vooraf, moest men, mids 't stuk meest de eere Gods en der waare Kerke betrof, door gebeden en ommegangen, 's Hemels zegen tragten te verwerven; terwyl de Koning zig moest blyven voorstellen, de Nederlanders vaderlyk te handelen, en de regtvaardigheid te paaren met de barmhertigheidGa naar voetnoot(h).’ |
|