Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXV. Nieuw verzoek der Edelen.De Edelen, op dit antwoord geraadpleegd hebbende, vonden 'er zo weinig genoegen in, dat zy beslooten, op den agtsten, een nieuw Verzoekschrift in te leveren, welk inhieldt: ‘Dat zy haare Hoogheid dankten, voor zo spoedig een bescheid: doch wel gewenscht hadden, om eenige meerdere verzekering van de rust des Lands, het eenige dat zy zogten. Nademaal egter de magt haarer Hoogheid zo ver niet reikte, 't welk zy, met droefheid, verstonden, en wel anders gewenscht hadden; zouden zy, in gevolge van haare belofte, verwagten, dat beide de Inquisiteurs en de weereldlyke Overheid zig, met meer bescheidenheid, zouden gedraagen. En aangezien zy hadden vastgesteld, zig te voegen, naar 't gene zyne Majesteit, met bewilliging der Staaten, beraamen zou, hoopten zy haare Hoogheid geene de minste stof van ongenoegen gegeven te hebben: houdende zy voor redelyk, dat elk, die eenigen oproer, of iets, dat 'er naar zweemde, aanving, naar verdienste, gestraft werdt. Andermaal, betuigdenze ook, zo hun Vertoog veragt werdt, en hierop eenige beroerte volgde, dat zy gehouden wilden zyn, ten volle vol- | |
[pagina 147]
| |
daan te hebben aan hunnen pligt. Ten besluite, baden zy ootmoedelyk, dat haare Hoogheid alles ten beste wilde duiden, alzo 't sproot uit zugt tot den dienst des Konings en haarer Hoogheid, voor wier voeten zy, op haar bevel, bereid waren te sterven.’ Voorts, alzo hun ter ooren gekomen was, dat eenige kwaadaartigen hun Verzoekschrift reeds hadden doen drukken, en zy bedugt waren, dat het, veelligt, met eenige verandering, mogt worden verspreid, waardoor hun de lak van oproerigheid zou mogen worden aangewreeven; zo verzogten zy, dat het, van woord tot woord, door 's Konings Drukker, mogt worden gedrukt. De Landvoogdes, de Edelen hebbende doenGa naar margenoot+ buitenstaan, en op hun voorstel, met de Heeren van den Raad, hebbende geraadpleegd, gaf hun, kort hierna, voor bescheid ‘dat zy zig verzekerde, de Inquisiteurs en Overheden daartoe te zullen konnen houden, dat 'er geene ergernis noch onheil ontstaan zou, zo 'er de Edelen slegts geene oorzaak van waren, waarvoor deezen, zo onderling als by de gemeente, hadden zorg te draagen, en vooral, onder de hand, geene meer bondgenooten aan te zoekenGa naar voetnoot(v).’ Van 't bedryf der Edelen ten beste te duiden,Ga naar margenoot+ repte zy geen woord; 't welk deezen zo verlegen maakte, dat zy, reeds vertrokken zynde, den Heere d'Esguerdes nog eens te rug zonden, om haare Hoogheid te verzoeken om eene verklaaring, dat zy, al wat 'er gedaan | |
[pagina 148]
| |
was hieldt gedaan te zyn, ten dienste Gods en des Konings. Doch de Hertogin antwoordde, dat zy zig 't oordeel over 't bedryf der Edelen niet aanmaatigde, welk best, door den tyd en hun gedrag, zou konnen geveldGa naar margenoot+ wordenGa naar voetnoot(w). De bondgenooten, kwalyk genoegd met dit antwoord; doch geenen kans ziende, om 't verder te brengen, beslooten te scheiden. Eenige Raaden hielden, midlerwyl, der Landvoogdesse voor, dat men hun eenige meerdere verzekering, omtrent het betoomen der Inquisiteuren en Amptluiden, behoorde te geeven. 't Welk, sedert, met bewilliging of onder oogluiking der Landvoogdesse, geschied is. De Graaf van Hoogstraaten, verzeld van Berti, Geheimschryver der Landvoogdesse, vertoonde hun de Brieven, waarby den Inquisiteuren en Overheden alle bescheidenheid werdt aanbevolen, ten ware eenige openbaare ergernis gepleegd, of eenige daadelykheid aangevangen werdt. De Edelen, zig hier mede, naar 't scheen, laatende genoegen, vertrokken wederom uit Brussel.Ga naar margenoot+ Vooraf, hadden zy egter zekere orde beraamd en getekend, waarby 't opperbeleid hunner zaaken, aan vier Hoofden, gesteld werdt, wien elk zou moeten gehoorzaamen. Ook noemdenze drie of vier Persoonen, in ieder Provincie, die verstand houden zouden met de Hoofden, te gelyk toeziende, dat de beloften der Landvoogdesse werden agtervolgd, en dat nergens eenige beroerte ontstondt. Voorts, verbonden zy zig, geene | |
[pagina 149]
| |
verandering te zullen maaken in den Godsdienst, noch in de Regeeringe; maat het besluit des Konings en der algemeene Staaten, geduldiglyk, te zullen afwagtenGa naar voetnoot(x). |
|