Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIII. De Landvoogdes slaat een Gezantschap naar Spanje voor.Van 't vermeerderen der Raaden van Staate viel egter niets, ten deezen tyde. Doch de Landvoogdes, geheellyk vervuld met de klagten der Heeren over 't verval der gemeene zaaken, sloeg, wat laater, voor, in den Raad ‘of 't niet dienstig zou zyn, den Koning, by brieven, of liever by eenig gezantschap, van den aanwas der Ketteryen, 't misbruik in de Regtsoefening, en den slegten staat der Geldmiddelen, omstandiglyk,Ga naar margenoot+ te onderrigten.’ Sommigen verstonden hierop ‘dat de Ketteryen wel zeer waren toegenomen; doch wederom afneemen zouden, als de Amptenaars zig behoorlyk kweeten van hunnen pligt: en als men de Kerkvergadering van Trente, die, in Wintermaand des voorleeden jaars, geëindigd wasGa naar voetnoot(t), hier invoerde. Dat het verval der Regtsoefening niet zo zeer aan de Raaden en Regters, wien de zorg hiervoor aanbevolen was, moest geweeten worden, als aan sommige byzondere Persoonen, die de Raaden en Regters in kleinagting bragten, en zig hunner uitspraaken niet bekreunden. Dat men egter de tweedragt behoorde te verdryven, die, tot hiertoe, in sommige Geregtshoven, plaats | |
[pagina 103]
| |
hadt, met naame in die van Brabant, Luxemburg, Gelderland en Utrecht, alwaar de Stadhouders groot gezag hadden. Dat wyders het verval der Geldmiddelen niet ontstondt uit eenig wangedrag der Raaden of bedienden; maar uit de langduurige en kostbaare oorlogen, die de Koning gevoerd hadt, en dat dit verval niet te herstellen was, dan door een' kragtigen onderstand uit Spanje, of door het opbrengen eener merkelyke Bede in de Nederlanden: die men egter niet scheen te zullen konnen bekomen, dan na dat de Koning wederom herwaards zou gekeerd zyn. Dat zy deeze overkomst hielden voorGa naar margenoot+ het eenigste middel, om 's Lands zaaken te redden, zonder dat noodig zou zyn, zyner Majesteit, die genoeg van alles verwittigd was, nadere onderrigting, door brieven of door een Gezantschap, te laaten toekomen.’ Ligtelyk bespeurt men, dat dit het gevoelen der Kardinaalsgezinden geweest zy, die zig van een. Gezantschap, op aanpryzing der Landvoogdesse, naar Spanje, geschikt, om te klaagen over misbruiken, die ter hunner verantwoording stonden, niet dan nadeel belooven konden. Doch zy, die der Landvoogdesse het voorstel in den mond gelegd hadden, naderhand, hunne gedagten openende, verklaarden ‘datGa naar margenoot+ 's Lands nood, noch door de gewoone middelen, noch door schriftelyk berigt aan den Koning, te weeren was. Dat men zyner Majesteit mondeling verslag doen moest, door een Personaadje van | |
[pagina 104]
| |
aanzien en waardigheid. Dat de Koning, van alles, en vooral van 't nadeel, dat den Godsdienst dreigde, uitvoerig onderrigt zynde, en te gelyk begreepen hebbende, dat de zwaarigheden, niet dan door nieuwe en ongewoone middelen, waren weg te neemen, hen en andere Heeren, naar zyn welgevallen, zou mogen raadpleegen, wanneer zy zig gaarne van hunnen pligt zouden kwyten; doch dat 'er, tegenwoordig, niets te verhandelen viel, dan zyner Majesteit van 't gene 'er omging kennis te geeven.’ ZyGa naar margenoot+ voegden 'er by ‘dat, indien het haarer Hoogheid geliefde, den Graave van Egmond deezen last op te leggen; een Heer van zo veel agtbaarheid, en zo vol yver tot den dienst van God en den Koning, zyner Majesteit en het Vaderland, in deeze gelegenheid, nieuwe bewyzen zyner beproefde trouwe zou konnen geeven.’ 't Blykt niet min klaar, dat dit het gevoelen geweest is van Oranje en de zynen, die, waarschynlyk, vooraf, met de Landvoogdesse reeds waren overeen gekomen, om Egmond, tot dit Gezantschap, te benoemen. Ook stemde zy hem terstond: en hy nam den last, na eenige weigering, op zigGa naar voetnoot(u). Ga naar margenoot+ Viglius stelde zyn Berigtschrift op; doch in zulke algemeene bewoordingen, dat 'er Oranje, toen 't in den Raad kwam, geen genoegen in nam, zeggende rondelyk ‘dat men den Koning onbewimpeld verklaaren | |
[pagina 105]
| |
moest, dat de Staat, op den tegenwoordigen voet, niet langer kon staande blyven; dat men, midden in zo groot een verval der Geestelykheid, den ouden Godsdienst, door Plakaaten, Inquisitie en Bisschoppen, niet kon behouden; dat de Onderzaaten niet langer verdraagen konden, dat het Regt gehandhaafd werdt, door bedorven' Regters en Raaden, die elkanderen een vyandig hert toedroegen, gelyk deGa naar margenoot* Kanselier van Brabant en de Raadsheer Engelbert Maas deeden; dat de zaaken van den Hove aan drie Raaden waren toevertrouwd, die elkanderen in den weg waren en benadeelden; waarom alles aan éénen Raad moest onderworpen worden. Dat men den Raad van Staate met meer aanzienlyke Leden moest voorzien. Dat de Koning zig bedroog, als hy waande, de Besluiten der Kerkvergadering van Trente, die, zelfs by Katholyke Vorsten, in Duitschland, veragt werden, hier te lande, te zullen konnen doen aanneemen. Dat hy, hierom, veel beter zou doen, dat hy de Plakaaten introk of maatigde. Dat wat hem, Oranje, betrof,Ga naar margenoot+ hy zig aan den Katholyken Godsdienst wilde houden; doch egter niet goedkeuren kon, dat de Vorsten wilden heerschen, over der menschen gemoeden, hun de vryheid van geloove en Godsdienst beneemendeGa naar voetnoot(v).’ De Prins breidde zig hierover uit, met zoGa naar margenoot+ | |
[pagina 106]
| |
veel ernst, dat de Landvoogdes, ter tafel geroepen wordende, den Raad ten zeven uuren scheiden deedt, zonder dat men, over Egmonds Berigtschrift, tot verder besluit kwam. Doch Viglius, diep getroffen door Oranjes gesprek, en ziende, dat elk, behalve Barlaimont, hem toeviel, bragt schier den gantschen nagt slaapeloos door, overleggende, by zig zelven, wat hy den Prinse, des anderendaags, antwoorden zou. Al 't welk den ouden man zo geweldig aandeedt, dat hy, des morgens, bezig met zig te kleeden, van eene beroerte overvallen werdt, die, in 't eerst, doodelyk scheen; doch van welke hy, allengskens, wederom bekwam.Ga naar margenoot+ Joachim Hopperus, van wiens Verhaal der Nederlandsche Beroerten wy zo veel gebruik maaken, werdt toen aangesteld, om zyne plaats in den geheimen Raad en in den Raad van Staate te bekleeden. Hy maakte eenige veranderingen in het Berigtschrift van den Graave van Egmond, overeenkomstig met 's PrinsenGa naar margenoot+ meening, doch in zagter bewoordingenGa naar voetnoot(w); min egter met bewilliging, dan onder oogluiking der LandvoogdesseGa naar voetnoot(x): en Egmond begaf zig, in Louwmaand des jaarsGa naar margenoot+ 1565, op reis naar SpanjeGa naar voetnoot(y). Ga naar margenoot+ Wat oogmerk Oranje en de zynen met dit Gezantschap hadden, is niet moeilyk te ontdekken. Zy wilden den Nederlanderen vryheid van Godsdienst bezorgen, die nu in Duitschland doorgedrongen was; doch za- | |
[pagina *3]
| |
VIGLIUS van ZUICHEM van AYTTA, President van den geheimen Raad der Nederlanden.
Is. Tirion excudit. | |
[pagina 107]
| |
gen wel, dat dit ondoenlyk zyn zou, wanneer de Inquisitie en strenge Plakaaten in kragt bleeven; die nogtans in kragt blyven moesten, zo lang de geheime Raad zo veel gezags behieldt, over Regts- en Regeeringszaaken. Zy hoopten, hierom, den Koning te zullen konnen beweegen, tot het intrekken of verzagten der Plakaaten; of, zo dit niet mogt willen gelukken, hooptenze den Raad van Staate meer gezags te doen opdraagen, en de andere Raaden aan denzelven te doen onderwerpen. Om 't een en 't ander te wege te brengen, hielden zy Egmond den bekwaamsten: hebbende deezen, door zyne dapperheid in de voorige oorlogen, veel by den Koning verdiend, en zynde hy, daarenboven, vermaard voor opregt Katholyk. Doch hoe zeer zy zig, in hunne hoop, bedroogen gevonden hebben, moeten wy nu ontvouwen. |
|