Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 99]
| |
ren, minderde allengskens. In Grasmaand, maakte men, in Holland, zwaarigheidGa naar voetnoot(i), om een scherp Plakaat af te kondigen, welk, kort te vooren, uitgekomen was, en waarby iemant, die in geene maand ter Kerke was geweest, strafbaar verklaard werdtGa naar voetnoot(k). Ook kanteden zig de Staaten aldaar, wat laater, tegen het vervoeren van twee gevangenen om KetteryeGa naar voetnoot(l). Elders, werden ook de Plakaaten niet uitgevoerd, en de Inquisitie slappelyk geoefend. De Landzaaten in 't gemeen verheugden zig, in deeze verandering. Doch, gelyk het goed, in zaakenGa naar margenoot+ van Regeering; zelden onverzeld is van eenig kwaad; klaagde men, ten deezen tyde, ook over slappe regtsoefening in burgerlyke zaaken: Oranje en de zynen weeten dit gebrek, aan die van den geheimen Raad: doch deezen gaven 'er den Raad van Staate de schuld van; zeggende, dat verscheiden' Edelen de hooge en mindere Regtbanken in kleinagting bragten, alzo zy weigerden, zig te onderwerpen aan de vonnissen, die over hen gegaan waren, wanneer dezelven niet uit last des Raads van Staate waren geveld. Ook zag 't volk ongaarne, dat sommigen, die 't oor hadden der Heeren, de Ampten, over welken de Raad van Staate de bestelling hadt, genoegzaam te koop hielden, en, daarze 'er voordeel in zagen, verlof tot het houden van Lombaarden en van Loteryen, en andere gunsten, zelfs vergiffenis van | |
[pagina 100]
| |
misdaaden, die de geheime Raad strafwaardig hadt gekeurd, wisten te bezorgenGa naar voetnoot(m): hebbende zy, als Viglius, die 't zegel bewaarde, weigerde zulke Gunstbrieven te bezegelen, altoos middel by der hand, om 't gebruik van 't zegel te ontwyken. Armenteros, Geheimschryver der Landvoogdesse, gaat na, dat hy, door zulke wegen, veel gelds heeft weeten byeen te schraapenGa naar voetnoot(n). In Holland zelf, klaagde men, omtrent deezen tyd, dat sommige vreemdelingen en anderen, door middel van geld, Ampten binnen den Lande wisten te verkrygenGa naar voetnoot(o). Ook zogt men aldaar te beletten, dat de Lombaardtafelen, van wege 't Hof, voortaan verpagt werdenGa naar voetnoot(p). Ga naar margenoot+ Midlerwyl, gingen Oranje en Egmond voort, met het onthaalen van den Adel en de Afgevaardigden der Steden, houdende dikwils, met dezelven en met eenige Leden van den geheimen Raad en van den Raad der geldmiddelen, gesprekken, die hierop uitliepen: ‘dat het getal der Ketteren, hier te lande, zo groot was, dat dezelven onmogelyk, door vuur en zwaard, konden worden uitgerooid: doch dat men hiertoe andere middelen, als, de zedebetering der Geestelykheid, het prediken eener gezonde leere en diergelyken ter hand slaan moest.’ En zig allengskens nader verklaarende, voegde men hierby ‘dat zelfs de | |
[pagina 101]
| |
zedebetering en het wel prediken, schoon heilzaam in zig zelven, de Kettery niet t'eenemaal zou konnen verdryven; maar dat geraaden was, de Plakaaten in te trekken, of ten minsten te verzagten, gehengende de tyden thans zo veele strengheid niet; waarvan men ook, tot hiertoe, geheel geene vrugt hadt gezien.’ Somtyds ging men, in deeze gesprekken, zo ver, dat men niet schroomde te zeggen ‘dat 'er geen ander middel overig was, dan aan ieder, in zyn huis, vryheid van Godsdienstoefening, en alomme het houden van het Avondmaal onder beiderlei gedaante toe te staan.’ Deeze bedenkingenGa naar margenoot+ betroffen den Godsdienst. Omtrent de burgerlyke Regeering, hieldt men elkanderen voor ‘dat de Geldmiddelen en Regtzaaken veel te slof werden gehandhaafd: waartegen geen hulpmiddel was, dan 't vermeerderen der Leden van den Raad van Staate, met tien of twaalf van de voornaamste Heeren, die tevens bemind en geagt waren: en dat men aan deezen Raad gezag gave over alle de andere Raaden, zonder onderscheidGa naar voetnoot(q).’ Men sprak hiervan zo dikwils, dat de Landvoogdes, eindelyk, zelve werdt overgehaald, in 't gevoelen der Heeren; die haar wisten aan te tasten, daar zy zwakst was, en, door beleefdheid en eerbewyzingen, geheellyk wonnenGa naar voetnoot(r). Ook gaven zy haar zo volkomene | |
[pagina 102]
| |
opening van 's Lands zaaken, dat zy verklaarde, desaangaande, in weinige maanden, meer te hebben gevat, dan geduurende al den tyd van 't bewind des Kardinaals van GranvelleGa naar voetnoot(s). |
|