Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
Vaderlandsche historie.
| |
[pagina 94]
| |
levert het Verzoekschrift der Edelen over. Inhoud van het zelve. Antwoord der Landvoogdesse. XV. Nieuw verzoek der Edelen. Tweede Antwoord der Landvoogdesse. De Edelen scheiden. XVI. Oorsprong van den naam van Geuzen. Hunne tekens. XVII. Verzoek der Staaten van Holland. Egmond en Viglius keuren 't af. XVIII. Bergen en Montigni worden naar Spanje gezonden. Filips verbiedt het vergaderen der algemeene Staaten. XIX. Ontwerp eener Moderatie of Maatiging der Plakaaten. Handeling van Bergen en Montigni. XX. Aanvang der openbaare Preeke, in Walsch-Vlaanderen, buiten Antwerpen, en in Holland, by Hoorn, by Haarlem, by Alkmaar, by Amsterdam en elders. XXI. Raadpleegingen in Spanje. XXII. 's Konings orde op 't stuk der Plakaaten, Inquisitie en algemeene vergiffenis. XXIII. Vergadering der Edelen te S. Truyen. De Landvoogdes krygt verlof, om zig te wapenen. XXIV. Beeldstorming, in Vlaanderen, Brabant, Zeeland, Holland en andere gewesten. XXV. De Landvoogdes sluit een verdrag met de Edelen. XXVI. De Beeldstormers gestraft. Oranje, Egmond en Hoorne beschuldigd. Oproer te Amsterdam. XXVII. Brieven van Alava. Dagvaart der Edelen, te Dendermonde. XXVIII. Oranje komt te Utrecht en in Holland. Weigert een geschenk van de Staaten. Schryft over den staat des Lands. XXIX. Verzoekschrift der Gereformeerden. 's Konings schryven aan de Landvoogdesse. XXX. Schadelyke gevolgen der Beeldstorminge. Doornik en Valenchyn verzekerd. Oranje en anderen zyn op hunne hoede. De Edelen werven. Nieuwe eed. | |
[pagina 95]
| |
XXXI. Brederode neemt 's Hertogenbosch in. Loert op Utrecht. Komt te Amsterdam. Beroerte aldaar. XXXII. Handel van Megen in Gelderland en van Aremberg in Friesland. XXXIII. Oranje wykt naar Duitschland. Hoorne en Hoogstraaten vlugten, insgelyks. De Graaf van Bossu wordt, by voorraad, Stadhouder van Holland. XXXIV. De Preek wordt gestaakt. Brederode vlugt en sterft. De Batenburgen en anderen worden gevangen. Deerlyk verval van 't Bondgenootschap der Edelen. | |
I. Vreugde over 't vertrek van Granvelle.'t VErtrek van Granvelle verwekte in allen, die zig aan zyne heerschzugt gestooten hadden, met naame in Oranje, Egmond en Hoorne, eene uitgelaaten' vreugde. De Landvoogdes zelve was 'er mede in haaren schik, zig verbeeldende, dat zy nu eerst van de voogdyschap, onder welke de Koning haar gesteld hadt, ontslaagen zou zyn, en uit eigen hoofde konnen regeerenGa naar voetnoot(a). Zy liet, terstond, den drie Heeren aanzeggen, datze nu wederom in den Raad hadden te keeren, om haar, gelyk voorheen, in 't stuk der Regeeringe, de behulpzaame hand te bieden. De Heeren deedenGa naar margenoot+ 't ook, op haar sterk aanhouden, met verklaaring nogtans, dat zy 'er niet toe verbonden wilden zyn, indien de Kardinaal wederom te rug komen mogt, gelyk men zig hadt laaten verluiden, dat, binnen drie maanden, te wagten was. Voorts gaven zy den | |
[pagina 96]
| |
Koning kennis van hunne wederkeering in den Raad, hem te gelyk ernstige belofte doende van getrouwheid en dienstvaardigheid. Oranje verzogt den Koning, by eenen byzonderen Brief, het oor niet te willen leenen aan zulken, die zyne opregtheid ten onregte zogten verdagt te maaken: waarop Filips antwoordde, dat hy niets ten zynen nadeele vernomen hadt, en hem voor eenen getrouwen dienaar hieldt. Ga naar margenoot+ De Heeren, de zorg der Regeeringe wederom aanvaard hebbende, stelden 'er zig met zo veel vlyt naar, dat zy, dikwils, geheele dagen ten Hove bezig waren, om al wat hun voorkwam spoedig en wel af te doen. Ook hielden zy, in 't eerst, goed verstand met de Leden van den geheimen Raad en van den Raad der Geldmiddelen, behalve met BarlaimontGa naar voetnoot(b), dien zy, te vergeefs, poogden over te haalen, om zig, nevens hen, tegen de Inquisitie, te verklaarenGa naar voetnoot(c). De Afgevaardigden der Staaten en goede Steden werden ook vriendelyk van hun bejegend, byzonderlyk van Oranje en Egmond, die dezelven, dikwils, ter maaltyd onthaalden, hun de hand biedende, in het bevorderen hunner zaaken ten HoveGa naar voetnoot(d). Ga naar margenoot+ Door zulke en diergelyke middelen, maakten de Heeren zig vrienden, onder de Edelen en de Gemeente. Men heeft hun, naderhand, beschuldigd, dat zy tegenwoordig reeds beoogd zouden hebben, de gantsche | |
[pagina 97]
| |
Regeering te veranderen, den Koning te versteeken van 't oppergebied over de Nederlanden, en hetzelve onderling te verdeelenGa naar voetnoot(e). Doch 't is ten hoogsten onwaarschynlyk, dat zy, in deezen tyd, zulke verregaande oogmerken zouden hebben gehad. Onpartydiger berigten leeren ons ook, dat zy niets hoogers bedoelden, dan de vervolging om den Godsdienst te doen ophouden, en elk, binnens huis, vryheid van geweeten te doen toestaan: nog zogtenze, eenige verbetering in 't stuk der regtspleeginge en in de behandeling der geldmiddelen te wege te brengenGa naar voetnoot(f). Hiertoe nu hadden zy, voor eerst, de vriendschap noodig van de Leden des geheimen Raads en des Raads der geldmiddelen, aan welken de zorg voor 's Konings Plakaaten en de handeling van 's Konings penningen was toevertrouwd. Hiertoe konden hun, ten anderen, ook de Leden der byzondere Staaten, edelen en onedelen, van dienst zyn, konnende zy, door deezen, ten Hove, op vryheid van Godsdienst en herstelling van andere misbruiken, doen aandringen. Doch in de twee Raaden, slaagden zy nietGa naar margenoot+ naar genoegen. Barlaimont en Viglius en eenige anderen, die men Kardinaalsgezinden noemde, dwarsboomden hun geduuriglyk. Oranje zogt, hierom, omtrent deezen tyd, op aanraading van zynen Broeder, Graave Lodewyk van Nassau, eenige nieuwe Leden in | |
[pagina 98]
| |
den geheimen Raad te doen aanneemen, die zynen aanhang aldaar zouden konnen styven. Men wil, dat hy, hiertoe, byzonderlyk, Franciskus Balduinus, en veelligt ook Georgius Cassander hadt uitgekipt: mannen beide van gemaatigde gevoelens in 't stuk van den Godsdienst, en zelfs niet vreemd van eenige hervorming. Doch deeze toeleg haperdeGa naar voetnoot(g).Ga naar margenoot+ 't Gezag der drie Heeren, of liever dat des Raads van Staate, waarvan zy Leden waren, nam egter toe, hand over hand. De Landvoogdes gedoogde, dat verscheiden' zaaken, die, voorheen, in den geheimen Raad en in den Raad der geldmiddelen, waren afgedaan, nu voor den Raad van Staate werden gebragt. Ook vervoegde men zig, eerlang, met verzoekschriften, niet meer aan de Landvoogdesse; maar elk, die iets ten Hove te vorderen hadt, moest het doen, door middel der byzondere Stadhouderen, die Leden van den Raad van Staate waren; en dikwils zelfs, door middel van derzelver dienaars. De Kardinaalsgezinden geraakten 'er zo t' eenemaal onder, dat de Landvoogdes geen herts genoeg hadt, om afzonderlyk, gelyk voor deezen plagt te geschieden, met Barlaimont of Viglius, te raadpleegenGa naar voetnoot(h). |
|