Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXV. De Koning neemt afscheid van de algemeene Staaten, te Gend.De zomer verliep vast, en de tyd van 's Konings vertrek naderde. Hy deedt, derhalve, de algemeene Staaten, tegen den zevenden van Oogstmaand, te Gend, beschryven, om afscheid van hun te neemen, en de Landvoogdy, plegtiglyk, aan Vrouwe Margareet op te draagen. Filips liet hier zeggen ‘dat hy, genoodzaakt door den toestand der zaaken in Spanje, de Nederlanden, daar hy, anders, uit loutere liefde tot de Landzaaten, zyne dagen zou wenschen te eindigen, eerlang, zou moeten verlaaten; dat hy, de vrede met Frankryk, niet zonder zwaare kosten, gedeeltelyk door de Staaten opgebragt, gedeeltelyk getrokken uit zyne andere Koningryken en Staaten, gelukkiglyk getroffen hebbende, deeze Landen, met meer gerustheid, verlaaten kon. Dat hyze nogtans, voor zyn vertrek, gaarne, van het noodeloos Krygsvolk, met naame van het Duitsch of Overlandsch, zou hebben willen ontlasten; doch dat hy, tot hiertoe, de volkomen' afbetaaling van dit Krygs- | |
[pagina 50]
| |
volk niet hadt konnen te wege brengen, onaangezien hy, ten deezen einde, nog onlangs, elfhonderdduizend guldens, in Wisselbrieven op Spanje, hadt opgebragt. Dat hy hierom een Regement Overlandsche Knegten, aan welk men veel gelds schuldig was, hadt moeten overlaaten, 't welk hy begeerde, dat door de Staaten onderhouden werdt, beloovende hy egter, daartoe, ware 't hem mogelyk, ook eenige penningen uit Spanje te zullen overmaaken: en zelfs wederom herwaards te zullen komen, zo dra de nood zyne tegenwoordigheid vorderde.’ Voorts, werdt 'er bygevoegd, ‘dat de Koning, om gewigtige redenen, de Opperlandvoogdy zynen Zoon, Prinse Karel, voor eerst, niet hebbende konnen afstaan; zyne Zuster, de Hertogin van Parma, met deeze zorg, belast hadt; die, in de Nederlanden gebooren en opgevoed zynde, de Nederlandsche taale sprak, en den Landen byzondere gunst toedroeg, waarom zy, behalven den eerbied en gehoorzaamheid, ook de liefde der Landzaaten verdiende. Nog beval hy, dat men, aan zyne Zuster, gelyke agting en gehoorzaamheid als aan hem zou hebben te bewyzen.’ De aanspraak werdt beslooten, met eene ernstige vermaaning aan alle Leden der Regeeringe, van de Landvoogdesse af, tot de laage Overheid toe, om de Plakaaten, tegen de Ketters gemaakt en vernieuwd, ter uitvoeringe te brengen; alzo verandering in den Godsdienst, veeltyds, | |
[pagina 51]
| |
verandering in de Regeering voortbragt: waarby eene diergelyke vermaaning, tot handhaavinge des Regts, omtrent kleinen en grooten zonder onderscheid, gevoegd werdtGa naar voetnoot(v). |
|