Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |
haaven van een onbepaald gezag over de Landzaaten, en het verdelgen der Ketterye, dat 'er den weg toe baanen moest. Hy pleegde over alles raad met den Bisschop van Atrecht, op wiens aanhouden, hy Paus Paulus den IV. sterk drong, tot het hervatten der Kerkvergadering van Trente, alwaar de nieuwe Leer veroordeeld, en eene nieuwe soort van Hervorming vastgesteld werdt. De besluiten deezer Kerkvergadering zogt hy, hier te lande, in te voeren, en tegen de Ketters te doen gelden. Doch om hierin te slaagen, was hy, sedert eenigen tyd, te raade geworden, 't getal der Bisschoppen in de Nederlanden te vermeerderen, en dezelven ook deel aan de Regeering en zitting in de Staatsvergaderingen te doen hebben. Franciskus Sonnius, van wien wy in 't voorgaande Boek hebben gewaagd, was, om dit werk te bevorderen, reeds, te vooren, naar Rome afgezondenGa naar voetnoot(k). En op dat de Raad van Staate niets tegen 's Konings oogmerk zou konnen besluiten, hadt de Landvoogdes volmagt, om 't raadpleegen ter gewooner vergadering na te laaten, en alleen by zig zelve, met agterraad van den Bisschop van Atrecht, Barlaimont en Viglius besluit te neemenGa naar voetnoot(l). Sommigen melden, dat Margareet alleen gehouden was, den Bisschop te hoorenGa naar voetnoot(m). Anderen, dat zy niet dan met de meerderheid van alle de Leden des Raads mogt besluitenGa naar voetnoot(n). Doch ik maak, | |
[pagina 47]
| |
in dit geval, den meesten staat op 't gene ik uit Strada heb aangehaald, die van 't gene de Landvoogdes betrof, uit haare eigen' Papieren, beter dan iemant anders, schynt onderrigt geweest te zyn. Ook meldt hy, dat de agterraad met den Bisschop, Barlaimont en Viglius Consulta genoemd werdt. Door middel van deezen agterraad nu, kon Filips 't gezag des Raads van Staate tot zyne oogmerken doen dienen. De Bisschop van Atrecht voorzag egterGa naar margenoot+ wel, dat het uitrooijen der Ketteren en het handhaaven van een onbepaald gebied, niet zonder magt van Krygsvolk, dat den Koning genegen was, zou konnen geschieden. Hierom oordeelde hy, dat de drie- of vierduizend Spanjaarden, van welken wy boven gewaagd hebben, by voorraad, in 't Land gelaaten moesten worden, op dat men 'er zig, des noods, van zou konnen bedienenGa naar voetnoot(o). En de Koning, dien hy 't voorsloeg, vondt 'er terstond smaak in, tevens nogtans besluitende, 't opperbevel over dit Krygsvolk Oranje en Egmond, welken by 't volk bemind waren; doch onder welken Juliaan Romero en Joan de Mendoza, Spanjaarden, bewind voeren zoudenGa naar voetnoot(p), aan te bieden; die 't egter grootmoediglyk van de hand weezenGa naar voetnoot(q). Filips, desonaangezien, bevroedende, van hoe veel belang het voor hem ware, dat zyne | |
[pagina 48]
| |
Spanjaarden in de Nederlanden bleeven, was niet van zins dezelven te laaten vertrekken. Ga naar margenoot+ Doch eenige Heeren, ziende, dat men 't, met het aanhouden van 't vreemd Krygsvolk, toegelegd hadt, op het styven der zulken, die de Plakaaten tegen de Ketters, ten strengsten, wilden uitgevoerd hebben, poogden verscheiden' aanzienlyke Leden der byzondere Staaten te beweegen, om, by een ernstig verzoekschrift, op het vertrek der vreemde Knegten, aan te houden. De Prins van Oranje heeft, naderhand, verklaard, dat hy, omtrent deezen tyd, tot dien einde, voorbedagtelyk, uit Frankryk, was overgekomenGa naar voetnoot(r). Ook was elk ingenomen tegen de vreemde Knegten, die, veelligt willens onbetaald gelaaten, op dat menze zo ligt niet zou konnen afdanken, terwyl men Landzaaten voldaan en afgedankt hadt, 't platte land niet alleen, maar zelfs sommige Steden, gelyk Diedenhoven en Marienburg, beroofd en ontvolkt haddenGa naar voetnoot(s). Nog was 'er eene andere kommer ontstaan by veelen. Men was bedugt, dat de Raad van Staate, in welken, de Bisschop van Atrecht reeds ongaarne gezien werdt, nog met meer vreemdelingen mogt vervuld worden: alzo de Koning, dit wist men, den Graave van Feria eene Raadsplaats hadt toegezeidGa naar voetnoot(t). Veel morrens rees hieruit onder 't gemeen, en in de byzondere Staatsvergaderingen, daar | |
[pagina 49]
| |
men zig van eene Regeering, uit vreemdelingen bestaande, en die vreemd Krygsvolk op de hand hadt, niet dan onheil voor de Landen voorspellen kon. Filips was niet onkundig van 's volks ongenoegen: ook wil men, dat hy Oranje, als den voornaamsten aanstooker van 't zelve, in 't oog hadtGa naar voetnoot(u); doch 't was thans geen tyd, om zig, hierover, in 't openbaar, gevoelig te toonen. |
|