Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 38]
| |
de Nederlanden geweest, zonder nog gelegenheid gehad te hebben, om naar Spanje over te steeken, en bezit te neemen van het Ryk, aan hem afgestaan; alwaar ook de toestand der zaaken van staat en oorloge beide zyne tegenwoordigheid vorderde. De oorlog met Frankryk hadt hem, tot hiertoe, belet, deeze reize te doen; doch de Vrede was zo dra niet getroffen, of hy besloot, zig gereed te maaken om de Nederlanden te verlaaten, na dat hy, vooraf, de vereischte orde op de Regeering zou hebben gesteld. Ga naar margenoot+ De Hertog van Savoye, door de Vrede en door zyn Huwelyk met de Zuster van Henrik den II, in staat gesteld zynde, om bezit te neemen van zyne meeste goederen, hadt zig ontslaagen van de Landvoogdye der Nederlanden: welke waardigheid, in de eerste plaats, door een Persoonaadje van genoegzaame agtbaarheid, moest worden vervuld. Het Stadhouderschap van Holland, Zeeland en Utrecht was ook open, door het afsterven van den Heere van Beveren. Ook stonden, thans, de Stadhouderschappen van verscheiden' andere Landen te begeevenGa naar voetnoot(m). Daarenboven, moesten de drie Raaden van Regeeringe, de Raad van Staate, de geheime Raad en de Raad der Geldmiddelen, immers de eerste van de drie, van eenige nieuwe Leden worden voorzien. En zo veele gewigtige bezigheden vertraagden 's Konings vertrek eenige maanden. Ga naar margenoot+ 't Stuk der Opper - Landvoogdye werdt | |
[pagina 39]
| |
eerst afgedaan. 't Volk zou gaarne Oranje of Egmond verkooren hebben gezien tot deeze waardigheid. Doch Filips hadt geenen zin, om de Regeering des gantschen Lands te vertrouwen aan Heeren, die zo diep in 's volks gunst stonden. Ook zou de verheffing van eenen hunner de afgunst des anderen te zeer ontsteken hebben. Keizer Ferdinand zelf stondt naar deeze eer, voor zynen Zoon, den Aartshertog Maximiliaan. De Koning, die, om de afgunst en kuipery te beletten, zig verluiden liet, dat hy zynen eigen Zoon, Prins Karel, veelligt, tot Landvoogd zou aanstellen, scheen, eenen tyd lang, in twyfel te staan, tusschen twee Hertoginnen van Lotharingen en van Parma. De eerste was 's Konings Nigt, de tweede zyne bastaard Zuster. De Hertog van Alva en de Bisschop van Atrecht begunstigden de laatste. De Prins van Oranje en de Graaf van Egmond verklaarden zig voor de eerste. Men wil zelfs, dat Oranje, wiens Gemaalin, Anna van Buuren, in 't voorgaande jaarGa naar voetnoot(3), overleeden was, na dat zy hem eenen Zoon en eene Dogter gebaard hadt, Dorothea, Dogter der Hertoginne van Lotharingen, ten Huwelyk verzogt hebbende, haare verheffing zogt te vorderen, om zyn verzoek te meer ingang te doen vinden, en zyn gezag, in de Nederlanden, te beter te vestigenGa naar voetnoot(n). Doch Filips, bewoogen door AlvaGa naar voetnoot(o), verklaarde zig, eerlang, voor Mar- | |
[pagina 40]
| |
gareet, Hertoginne van Parma, die de Landvoogdy in Oogstmaand aanvaarddeGa naar voetnoot(p), en haaren Gemaal, den Hertog Octavio Farneze, die haar herwaards verzeld hadt, eerlang, naar Italie, liet te rug keeren. Ga naar margenoot+ Gelyk, onder de Regeering van Karel den V, reeds drie Raaden 't Land hadden helpen bestieren; zo bleeven deeze zelfde Raaden ook tegenwoordig in 't bewind: 't welk wy te noodiger agten aan te merken, om dat de meeste Nederlandsche Schryvers 't stuk zo verhaalen, als of deeze Raaden, of ten minsten de Raad van Staate, nu voor 't eerstGa naar margenoot+ werden opgeregt. De Raad van Staate, weleer gemagtigd, over zaaken van vrede en oorlog, en al wat de bescherming en veiligheid der Landen betrof, was, sedert dat Filips de Regeering aanvaard hadt, den klem des gezags kwyt geweest, welken de Koning geheellyk aan zig getrokken hadt. Nu herstelde hy deezen Raad op den ouden voetGa naar voetnoot(q), benoemende, tot gewoonlyke Raaden, den Bisschop van Atrecht, den Prins van Oranje, den Graaf van Egmond, Filips van Stavele, Heere van Glaion, Karel, Baron van Barlaimont, President van den Raad der Geldmiddelen en Viglius van Zuichem van Aytta, President van den geheimen Raad. De Vliesridders, de Leden der twee andere Raaden en die van den grooten Raad te Mechelen, die in Regtzaaken met die van den geheimen Raad onderling verstand plagten te | |
[pagina 41]
| |
houden, kreegen, gelyk van ouds, ook wederom toegang tot den Raad van Staate, mids, vooraf, daartoe beschreeven zynde, door de LandvoogdesseGa naar voetnoot(r). Oranje, die, te vooren, zyne Raadplaats hadt nedergelegd, om dat hem 't aanzien des Bisschops van Atrecht in den weg was, liet zig nu, niet dan met moeite, beweegen, om dezelve, op nieuws, te aanvaardenGa naar voetnoot(s). De geheime Raad, die brieven van vrydomGa naar margenoot+ en vergiffenis verleende, en op wetten en burgerlyke orde opzigt hadt, en de Raad der Geldmiddelen, welken 't bewind over de Vorstelyke Domeinen en inkomsten was aanvertrouwd, waren, reeds te vooren, op eenen vasten voet, gebragtGa naar voetnoot(t). De byzondereGa naar margenoot+ Landschappen werden, vervolgens, van Stadhouders voorzien. Lamoraal, Graaf van Egmond, werdt Stadhouder over Vlaanderen en Artois; Willem van Nassau, Prins van Oranje, over Holland, Zeeland, Utrecht, Westfriesland, Voorne en den BrieleGa naar voetnoot(4), waarby, in 't volgend jaar, het Graafschap van Bourgondie gevoegd werdt, hoewel hy, sedert, verklaard heeft, van dit laatste nimmer eenig voordeel te hebben getrokkenGa naar voetnoot(u). Joan van Ligne, Graaf | |
[pagina 42]
| |
van Aremberg, werdt Stadhouder over Friesland, Overyssel, Groningen en Lingen; Karel van Brimeu, Graaf van Megen, over Gelderland en Zutfen; Pieter Ernst, Graaf van Mansfeld, over Luxemburg; Joan, Graaf van Oostfriesland, over LimburgGa naar voetnoot(v); Joan, Markgraaf van Bergen, over Henegouwen, Valenchyn en Chateau in Cambresis: hy werdt, in 't volgende jaar, ook Baljuw van Henegouwen, na 't afsterven van Jan van Lannoi, Heere van Molembais, die dit Ampt eerst bekleed hadtGa naar voetnoot(w). Voorts werdt de Baron van Barlaimont, Stadhouder over Namen; Joan van Mommeranci, Heer van Courieres, over Ryssel, Douai en Orchies, en Floris van Mommeranci, Baron van Montigni en Broeder des Graaven van Hoorne, over Doornik en het Doorniksche. Alle deeze Heeren waren Ridders van 't Gulden-vlies, en hadden, elk in zyne Landstreek, niet slegts 't bewind over 't Krygsvolk en de burgerlyke Regeering; maar ook, nevens de Provinciaale Geregtshoven, over de oefeninge des Regts; behalven alleenlyk in Vlaanderen, alwaar de Stadhouder, geen zeggen in Regtzaaken te hebben plagt. Voorts werdt, over Brabant, alwaar de Landvoogdes zig ophieldt, geen byzondere Stadhouder gesteld, alzo 't bewind over dit Landschap, van ouds, aan de Opperlandvoogden plagt toevertrouwd te wordenGa naar voetnoot(x). | |
[pagina 43]
| |
Sommigen willen, dat de Prins van Oranje zig het Stadhouderschap over Vlaanderen hadt toegelegd: doch dat de Koning hem Holland, Zeeland en Utrecht, toen merkelyk minder van vermogen, liever hadt willen toevertrouwenGa naar voetnoot(y). De Prins zelf heeft egter, naderhand, te kennen gegeven, dat hem het Stadhouderschap, zo wel als verscheiden' andere waardigheden, ingevolge der begeerte van Keizer Karel, is opgedraagen gewordenGa naar voetnoot(z). Zy, die, voor eenige jaaren, gaarne zouden hebben gezien, dat de vreemdelingen, in Holland, ook van het Stadhouderschap, zo wel als van andere Ampten, waren uitgeslooten geweestGa naar voetnoot(a); namen egter genoegen in de verheffing van Oranje tot deeze waardigheid; alzo hy wel, te Dillenburg, in 't Graafschap Nassau, gebooren was; doch, van jongs op, in de Nederlanden verkeerd hadt; als Heer van Breda, eenige goederen in Holland bezat, en als Voogd over zynen jongen Zoon, Filips Willem, ook 't bewind hadt, over verscheiden' goederen in Holland en in Zeeland, deezen, door zyne Moeder, de Graavinne van Buuren, nagelaatenGa naar voetnoot(b). 't Geslagt van Nassau hadt ook, te vooren, over Gelderland geregeerd, en zelfs de Keizerlyke Kroon gedraagen; al het welke te wege bragt, dat men zig met 's Prinsen Stadhouschap vereerd hieldt. Dat de aanhangers der | |
[pagina 44]
| |
nieuwe Leere zig ook reeds iets goeds van 's Prinsen Regeering beloofd hebben, om dat zyn Vader, Graaf Willem van Nassau, en zyne Broeders der Luthersche Leere waren toegedaan, is ten hoogsten waarschynlyk, onaangezien de Prins zelf openbaare belydenis deedt van den Roomsch-Katholyken GodsdienstGa naar voetnoot(c). Het Stadhouderschap van Gelderland en Zutfen was, eenen tyd lang, by voorraad, bekleed geweest, door den Graave van HoorneGa naar voetnoot(d), die 't gaarne hadt willen behouden. Doch de Bisschop van Atrecht wist te wege te brengen, dat het den Graave van Megen werdt opgedraagenGa naar voetnoot(e). Filips oordeelde, naar 't schynt, dat Hoorne zig, met de waardigheid van Admiraal der Nederlandsche zeemagt, waarin hy bevestigd werdt, behoorde te vrede te houden. Ga naar margenoot+ De gewoonlyke Krygsmagt, die, in de Nederlanden, sedert den tyd van Hertog Karel van Bourgondie, op de been gehouden was, bestondt uit de Benden van Ordonnantien, welken Karel de V, in 't jaar 1547, op drieduizend paarden gebragt hadtGa naar voetnoot(f). Doch zy waren thans niet voltalligGa naar voetnoot(g). Filips poogde dezelven, voor zyn vertrek, op het voorig getal te brengen: maar 't geluk- | |
[pagina 45]
| |
te niet. Hy verdeeldeze egter in veertien Benden, over welken de bovengenoemde Stadhouders, uitgenomen den Graave van Oostfriesland en den Heere van Courrieres; en daarenboven Filips van Croi, Hertog van Aarschot, Antoni van Lalaing, Graaf van Hoogstraaten, Maximiliaan de Hennin, Graaf van Bossu, Joan van Croi, Graaf van Roeux, en Henrik, Heer van Brederode, allen, behalven den laatsten, Ridders van 't Gulden-vlies, 't bevel hadden. Men plagt zig van deeze benden, in onverwagte toevallen, te bedienenGa naar voetnoot(h). Voorts was 'er nog eenig Duitsch voetvolk in dienst, 't welk Filips gaarne betaald en afgedankt zag. Eenige benden Landzaaten gaf hy voor, in dienst te willen houden, mids de Staaten voor derzelver betaalinge zorgden. Een getal van drie- of vierduizend Spanjaarden, meest in 't voorleeden jaarGa naar voetnoot(5), herwaards gevoerd, lag, daarenboven, op de grenzen in bezettingGa naar voetnoot(i). Wat de Koning met dit Krygsvolk voorhadt, zullen wy terstond zien. |
|