Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXII. Filips vordert wederom een' honderdsten en vyftigsten Penning.Eer, in 't voorleeden jaar, de Vredehandeling met Frankryk, openlyk, begonnen was, hadt de Koning den algemeenen Staaten, in Oogstmaand, te Atrecht, beschreeven, wederom eenen honderdsten en eenen vyftigsten Penning doen afvorderenGa naar voetnoot(f), of in plaatse derzelven, eene zekere somme gelds, benevens een' nieuwen Impost op 't Zout en den dubbelen Impost op de Wynen, voor vier jaaren. Doch de Staaten konden niet bewoogen worden, om 'er in te bewilligen: te minder nog, na dat de Vredehandeling in 't openbaar was aangevangen. De Koning schreef Brieven aan die van Holland, waarby hy zyn ongenoegen over hunne weigering te kennen gafGa naar voetnoot(g). Doch 't mogt niet baaten. De Staaten van Holland kwamen te noode, tot het bewilligen in belastingen, waardoor hun toeneemend vermogen ten Hove kenlyk worden moest, gelyk waren een honderdste en vyftigste Penning; of waar | |
[pagina 37]
| |
door de Koophandel en Visschery gedrukt werdt, gelyk, door een' Impost op de Wynen en het Zout, geschiedde. Zy bewoogen dan den Hertog van Savoye, door een geschenk van tienduizend guldensGa naar voetnoot(h), om by den Koning te bewerken, dat dezelve zig, met eene bepaalde somme, in de plaats van 't geëischte, genoegen liet. Ook stondtGa naar margenoot+ Filips, eerlang, af van zynen eisch, mids hem tweehonderdenvyftigduizend guldens werden opgebragt, waarin de Staaten, in Grasmaand, schynen te hebben bewilligdGa naar voetnoot(i). Doch ten zelfden tyde, deedt hy nog eene Bede van honderdenvyfentwintigduizend guldens; van de algemeene Staaten, daar benevens, vorderende voorbetaaling, op rekening van 't gene reeds ingewilligd was, ter somme van eenhonderdagtenvyftigduizend guldens. En zo dra hadden die van Holland in 't een en 't ander niet bewilligdGa naar voetnoot(k), of Filips deedt hun, in Zomermaand, verzoeken, om vyftienduizend guldens jaarlyksche Renten voor hem te verzegelen, op dat hy, met de penningen, die hiervan komen zouden, een gedeelte der agterstallen aan 't Krygsvolk zou konnen afbetaalen. Doch ik vind niet, dat de Staaten hem hierin te wille geweest zyn, schoon 'er, nog tot in Wynmaand des jaars 1560, op werdt aangedrongenGa naar voetnoot(l). |
|