Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
eenige jaaren herwaards, ter oorzaake van den oorlog met Frankryk, moesten draagen, hadden de gemeene kas dermaate uitgeput, dat de Koning langer geenen raad wist, om 't Krygsvolk te betaalen. En veelligt is deeze verlegenheid de voornaamste oorzaak geweest, waarom het Leger zo vroeg gescheiden, en zelfs gedeeltelyk afgedankt werdt. Karel, Graaf van Lalaing, die 't Ampt van Landvoogd, in 't afzyn des Hertogs van Savoye, waarnam, vertoonde den algemeenen Staaten, in Herfstmaand, te Brussel beschreeven, eenen staat van 's Lands agterwezen, van welken wy dienstig geoordeeld hebben, den voornaamen inhoud hier in te voegen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De laatste post en nog een andere, die men den Koopluiden schuldig was, stondt in de begrooting openGa naar voetnoot(d); zo dat men 's | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Lands agterwezen niet behoorlyk kon opmaaken. Zo veel bleek egter uit deezen staat, dat de Intrest der opgenomen' penningen, gerekend tegen agt ten honderd, omtrent vier tonnen schats, jaarlyks, beliep; dat het Land, daarenboven, meer dan twee millioenen schuldig was: en dat de andere jaarlyksche lasten, buiten de Intresten, de tegenwoordige inkomsten omtrent drie tonnen schats te boven gingen. Het oogmerk, waarmede de Koning 'sGa naar margenoot+ Lands agterwezen den algemeenen Staaten hadt doen openleggen, was, dezelven daardoor te beweegen, tot het toestaan van eenen honderdsten penning op de onroerende goederen, en een' tienden en vyfden op het zout, de lakens, de speceryen, en diergelyke Koopmanschappen; op dat het Land uit zyne schulden mogt worden gered. Doch de meesten merkten dit agterwezen aan, als den Koning, en niet de Nederlanden betreffende. Ten minsten, begreepen zy, dat het Keizerryk, Spanje, Milaan en Napels, in het zelve, zo wel als de Nederlanden, behoorden te draagenGa naar voetnoot(e), alzo de oorlog, waardoor het veroorzaakt was, zo wel ten behoeve dier Ryken en Vorstendommen, als ten behoeve der Nederlanden, gevoerd was. Ook vind ik niet, dat eenigen der Staaten, op het voorstel van den Graave van Lalaing, eenig besluit hebben genomen. In den aanvang des volgenden jaars, verzegelde menGa naar margenoot+ in Holland, honderdduizend guldens voor | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
den Koning, die, ten zelfden tyde, eene verzegeling van vierentwintig tonnen schats van alle de Nederlanden geëischt hadtGa naar voetnoot(f), en den Staaten van Holland, ter verzekering van hun aandeel in dezelve, verscheiden' Tollen, Tienden en andere Graaflyke goederen in handen steldeGa naar voetnoot(g). Ga naar margenoot+ Filips, bespeurende, dat de Staaten niet te beweegen waren, om in eenen honderdsten en tienden penning te bewilligen, deedt hun, in Sprokkelmaand, eene negenjaarige Bede van agt tonnen schats jaarlyks, waarin het aandeel van Holland eenhonderdduizend guldens beloopen zou. Doch Henegouwen, Zeeland, Utrecht, Ryssel, Douai, Orchies, Doornik en het Doorniksche waren, ten minsten in 't eerst, onwillig. Ook meenden die van Holland, dat zy te hoog gesteld waren. De Staaten van Brabant hadden de Nederlanden in vier deelen verdeeld, van welken Brabant, Namen en Mechelen een deel; Vlaanderen het tweede, Holland, Zeeland en Utrecht het derde, en Artois, Henegouwen, Valenchyn, Ryssel, Douai, Orchies, Doornik en het Doorniksche het vierde deel zouden uitmaaken. Zy stelden voor, dat elk van deeze deelen zorg zou moeten draagen, om zyn aandeel in 's Konings Bede op te brengen. Doch die van Holland, voorziende dat Zeeland weinig, en Utrecht niets in de Bede zou willen draagen, en dat zy, al stondt de Koning in, voor het aandeel deezer Landschappen, by wanbetaaling, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
voor overlast van 't Krygsvolk, te dugten zouden hebben, konden den voorslag van Brabant niet toevallenGa naar voetnoot(h). In de negenjaarige Bede, hadden zy egter, zo wel als de meeste andere Landen, bewilligd. Sommigen, die deeze Bede, ten onregte, tot het jaar 1556, brengen, verhaalen, dat dezelve niet ingewilligd werdt, dan onder deeze drie voorwaarden, dat de Staaten zelven de handeling der penningen behouden en 't Krygsvolk betaalen zouden; dat het vreemd Krygsvolk zou worden afgedankt; en dat men 't Verbond, in 't jaar 1548, met het Keizerryk, gemaakt, zou onderhoudenGa naar voetnoot(i). Doch uit de bewyzen, die men hiertoe bybrengtGa naar voetnoot(k), blykt alleen, dat men de eerste deezer deezer drie voorwaarden heeft bedongen. Ook zullen wy, in 't vervolg, toonen, dat men van de tweede, eerst kort voor 't vertrek des Konings, gerept heeft. Voorts hebben de Staaten van Holland, omtrent deezen tyd, ook hun aandeel in twaalfduizend daalers, en nog eens vyfduizend guldens, tot betaalinge van 't Krygsvolk, toegestaanGa naar voetnoot(l). Ook vind ik, dat zy den Koning, dit jaar, nog eene buitengewoone Bede van driehonderdduizend guldens hebben ingewilligd, waarvan hy nu nog negentienduizend guidens, voor het aandeel der drie Heeren, Oranje, Egmond en Hoorne, korten lietGa naar voetnoot(m). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Van elders blykt egter, dat Holland, doorgaans agterlyk genoeg in 't bewilligen, somtyds nog agterlyker was, in het opbrengen van 's Konings BedenGa naar voetnoot(n). |
|