Vaderlandsche historie. Deel 6
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 19]
| |
en Visscherye. De Landvoogd hadt den Staaten, al in den aanvang des jaars, doen aanzeggen, dat zy eenige Oorlogschepen in zee moesten brengen, alzo de Franschen gereedschap maakten, om het Bestand te schenden. De Staaten draalden lang, eer zy hiertoe besluiten konden, begeerende, dat de kosten, of uit de ingewilligde Beden gevonden, of ten minsten, ook gedeeltelyk, door de andere Nederlanden, gedraagen werden. ZyGa naar margenoot+ vertoonden den Koning 's Lands armoede, veroorzaakt, door de tegenwoordige duurte der GraanenGa naar voetnoot(v), die, in 't voorjaar, zo groot was, dat een last Rogge honderdenzestien goudguldens gelden moest, en die van Enkhuizen aan die van Hoorn drie lasten Tarwe weigerden, om welken, eenige Heeren uit de Regeering waren komen verzoekenGa naar voetnoot(w). Doch alzo de Staaten wel zagen, dat de Zeevaart diende beveiligd te worden, beslooten zy, tien schepen uit te rusten, indien de Koning hun vyfentwintigduizend guldens, tot de kosten, benevens alle de schepen, die in Zeeland onttakeld lagen, wilde toestaanGa naar voetnoot(x). Doch Filips hadt hier geene ooren naar. Hy deedt hun eenen staat voorleggen, van de kosten op de uitrusting van tien schepen, die twee-endertigduizendtweehonderdvier guldens en tien stuivers ter maand beliepen. Van deeze schepen wilde hy 'er vyfleveren, en nog vyfentwintigduizend guldens daarenboven, mids dat de Staaten de andere vyf | |
[pagina 20]
| |
schepen in zee bragten, en de gantsche Vloot, drie maanden lang, onderhieldenGa naar voetnoot(y). Doch 's Konings voorslag vondt ook geenen ingang. Men begreep nogtans de noodzaaklykheid van 't beveiligen der Zeevaart zo klaar, dat de Staaten met Amsterdam overeenkwamen, om, aldaar en in de Watersteden, zes Oorlogschepen, bemand met omtrent vyfhonderd koppen, in zee te brengen, en drie maanden te doen onderhouden, mids daartoe negentienduizend guldens, uit 's Lands kasse, betaalendeGa naar voetnoot(z). Voorts, zogt men die van Friesland te beweegen, om, insgelyks, twee of drie schepen uit te rusten. Doch deezen verschoonden zig, op hunne armoedeGa naar voetnoot(a). De Hollandsche Vloot geraakte dan in zee, en werdt, inzonderheid, gebruikt, om de Graanschepen, die uit de Oostzee verwagt werden, te beveiligen. Ook kwamen de meesten hier, in den Zomer, behouden aan; waardoor de duurte van 't Kooren ophieldtGa naar voetnoot(b). Tot beveiliging der Haringvisscherye, werden ook eenige schepen in zee gebragt. De Koning droeg tienduizend guldens in de kosten. Het overige werdt, volgens gewoonte, gevonden, uit een lastgeld op den HaringGa naar voetnoot(c). |
|