Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijMen bewilligt 'er in, onder zekere voorwaarde:De Staaten, kort hierna, in den Haage vergaderd zynde, toonden zig wel genegen, om in de begeerde verzegeling te bewilligen; doch wilden tevens, volgens gebruik, 't een en 't ander bedingen, en wel, 1. ‘dat men 't Land zekerheid gave, voor de ontlasting deezer verzegeling, en die der jaaren 1515 en 1523. 2. dat men nog duizend Knegten aannam, en onder den Heer van Castre op de grenzen leide. 3. dat men den Leenmannen en Onderzaaten verboodt, vrywaaring van de Gelderschen te neemen, of hun brandschatting te betaalen. 4. dat men de Unie met Brabant, of, ten minsten, met de Steden en Kwartieren van Antwerpen en 's Hertogenbosch, vernieuwde. En 5. dat men het vreemd Kooren, voortaan, zonder verlofgeld te betaalen, vry uit Hol- | |
[pagina 482]
| |
land zou mogen voeren.’ Dordrecht, Haarlem en Amsterdam waaren zeer gesteld op de drie laatste punten, met naame op het vyfde, waaraan den Koopluiden veel gelegen wasGa naar voetnoot(r). De uitvoer van Graanen was, ter oorzaake van 't gebrek in dezelven, eenige jaaren geleeden, hier te Lande, verbooden geweestGa naar voetnoot(s). Doch na dat dit gebrek opgehouden wasGa naar voetnoot(t), bleef het Verbod duuren. Alleenlyk lieten de Keizerlyke bedienden den uitvoer toe, onder 't betaalen van zeker Congie- of Verlofgeld: eene nieuwigheid, waaraan de Koopluiden, hier te Lande, t'eenemaal ongewoon waren. Ook hadt de Raad van Holland, omtrent den aanvang des jaars 1527, geweigerd, een Plakaat der Landvoogdesse, verbiedende den uitvoer van Graanen, af te kondigenGa naar voetnoot(u). Sedert, deeden de Steden, ten Hove, haar best, om 't Verlofgeld te doen afschaffenGa naar voetnoot(v). Doch vrugteloos: 't welk de reden was, dat zy thans in de verzegeling niet bewilligen wilden, dan onder deeze Voorwaarde. Ga naar margenoot+De Landvoogdes, sedert? de vyf voorgegeslaagen' punten overwoogen hebbende, bewilligde in de drie eersten, en verklaarde tot de Unie met Antwerpen en 's Hertogenbosch te willen arbeiden. Doch het afschaffen van 't Verlofgeld op de uitgaande Graanen stondt, zeide zy, in haare magt niet, en betrof de- | |
[pagina 483]
| |
hoogheid des Keizers. Veel gemors verwekte dit onder de Afgevaardigden der Steden, die zig beriepen op de Privilegien, van tolvryheid, hun door den Keizer en zyne Voorzaaten verleendGa naar voetnoot(w). En veelligt zouden zy in de verzegeling niet gestemd hebben, zo zeker onverwagt voorval hen niet, in alleryl, hadt doen besluiten. |
|