Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXV. Maarten van Rossem overvalt en plondert 's Graavenhaage.De Hertog van Gelder, in tyds kennis gekreegen hebbende van 't gene 'er, ten zynen nadeele, ter Vergaderinge van Holland, gehandeld en beslooten was, vondt geraaden, de Hollanders te overvallen, eer zy 't hem deeden: een toeleg, waarvoor sommigen hier met reden bedugt waren geweest. Hy deedt, in alleryl, zeven Vendels, sterk in alles omtrent tweeduizend Ruiters en Knegten, optrekken, 't bevel over dezelven geevende aan Maarten van Rossem, Heere van Pouderoyen, die hem, reeds in verscheiden' togten, gediend hadt, en nu te Utrecht lag. Deez, verzeld van eenige Utrechtsche Burgers, rukt, in den aanvang van Lentemaand, voorby Montsoort en Woerden, den Rynkant langs, naar den Haage, voerende Oostenryksche banieren, om te minder agterdogt te geeven. De bezetting van Leiden, zyn Volk voor vrienden houdende, liet hem voorby trekken naar Voorschooten, alwaar hy een huis of twee in den brand deedt steeken. Toen tot Ryswyk en voor 't Haagsche Bosch zynde voortgetrokken; deedt Rossem de Geldersche Vendels ontwinden, en, onder een woest | |
[pagina *7]
| |
'S GRAAVENHAAGE geplonderd, door MAARTEN van ROSSEM, in't jaar 1528.
| |
[pagina 484]
| |
geschreeuw van Gelder! Gelder! aanrukken op den Haage. Hy overviel het Vlek aan drie oorden tevens, en zyne aankomst vervulde groot en klein met zo hevig een' schrik, dat men naauwlyks tyd hadt om iet te bergen. De Raaden van Holland verlieten het Hof: welk door de Gelderschen ingenomen, doch niet geplonderd werdt. Ongelukkiger lot trof veele adelyke en andere wooningen, die van alles beroofd werden. Men ontsloot de gevangenpoort, en liet 'er een' of eenigen uit, die mede hielpen plonderenGa naar voetnoot(x). Doch sommigen, die van Geldersche afkomst waren, werden verschoond. De verdere verwoesting van 't Vlek werdt met twintigduizend guldens afgekogt: waarna de Gelderschen, met rykelyken buit, langs denzelfden weg, naar Utrecht te rug keerden, de Dorpen, die zy door moesten, insgelyks, zwaare brandschattingen afpersendeGa naar voetnoot(y). De Raad van Utrecht, de schuld deezer plondering van den hals der Stede willende schuiven, verklaarde, terstond, openlyk, dat de Regeering, in deezen togt, geenszins hadt bewilligdGa naar voetnoot(z). De plondering van den Haage, die op den zesden geschiedde, was op den agtsten van Lentemaand reeds ten Hove der Landvoogdesse bekend. De Hollandsche Afgevaardigden verzogten toen, niet alleen dat de Graaf van Buuren, Kapitein Generaal, en de Stadhouder Hoogstraaten, in alleryl, in Holland | |
[pagina 485]
| |
wilden komen, om de Gelderschen te stuiten; maar de Staaten, tegen den dertienden, te Delft byeen gekomen, gaven klem aan dit verzoek, door een eenpaarig besluit, tot de gevorderde verzegeling van vyfduizend guldens 's jaars. |
|