Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXX. 't Bestand met Zweeden en de Oosterlingen wordt bekragtigd.De Brieven van 't geslooten Bestand met de Oostersche Steden, waarin ook 't Ryk en de Koning van Zweeden, Gustaaf de I, begreepen waren, werden, eindelyk, eerst in Oogstmaand, uitgewisseld. Meester Simon van Assendelft, Pensionaris van Leiden, hadt hierover, al in Bloeimaand, eene reis met twee Dienaars naar Breemen gedaan, voor welke | |
[pagina 464]
| |
hy den Lande vyfentwintig ponden groot in rekening gebragt hadt. Naderhand toog de Advokaat nog eens met hem naar Verden, alwaar, eindelyk, de laatste hand aan 't werk gelegd werdt. De Advokaat hadt, voor deeze reize, vier Filips-guldens 's daags geëischt, en honderd Leeuwen voor zyn opzitten of uitrusting. Meester Simon vorderde, voor zyn opzitten, maar tien of agt ponden groot, en twaalf schellingen 's daagsGa naar voetnoot(v). Men ziet, hieruit, dat het geld toen, hier te Lande, nog ongelyk veel meer waardig was dan tegenwoordig. |
|