Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXX. Nieuwe Bede van tagtigduizend guldens,In den aanvang van Bloeimaand, zondt de Landvoogdes wederom iemant naar Holland, om de gewoonlyke Bede van tagtigduizend guldens te doen. De Staaten hielden zig eerst weigerig, zig beroepende op 's Lands armoede; en 't liep aan tot in Herfstmaand, eer' er eenigen in bewilligden. De Landvoogdes, hen toen te Geertruidenberg beschreeven hebbende, vertoonde hun, in persoon, dat de Bede gebruikt zou worden, tot lossing der Renten, door 't Land, ten laste van den Keizer, verkogt; tot betaalinge van eenige oude schulden aan 't Krygsvolk, en tot onderhoud van eenige nieuwe benden, welken men, tot bescherming van 't Land, dat, na 't eindigen van 't Bestand met Gelder, met nieuwe vyandlykheden gedreigd werdtGa naar voetnoot(t), behoeven zou. De Staaten begonden toen tot bewilliging in de geëischte Bede te neigen. De Stadhouder hadtGa naar margenoot+ last van de Landvoogdesse, om hen, daarenboven, tot het doen eener vrywillige Gifte | |
[pagina 462]
| |
aan haare Genade, te beweegen. Hy sprak hier over afzonderlyk met de Steden, dezelven vertoonende ‘dat Henegouwen, Namen en Zeeland der Landvoogdesse, onlangs, een geschenk hadden gedaan, om dat zy 't Land wel bewaard en geregeerd hadt; dat Holland zig niet min dankbaar toonen moest, en dat men de gift niet kleiner dan van vierentwintigduizend guldens behoorde te maaken.’ De Staaten hierop Dagvaart in den Haage hebbende doen beschryven; stemden de Edelen niet op de Bede, alzo zy niet sterk genoeg in getal waren. Alleenlyk verklaarden zy, wel te konnen zien, dat men niet vry van Bede zou konnen blyven. Dordrecht toonde zig genegen, om in eene redelyke Bede te bewilligen, waarvan de Stad met Zuidholland een twaalfde deel betaalen zou, 't Land twee derde en de Stad een derde, mids dat de penningen tot lossinge der verzegelde Renten gebruikt werden. Haarlem stemde met Dordrecht. Delft, Leiden en Amsterdam, verklaarende hunne armoede, bleeven nog weigerig. Gouda, Rotterdam en Schoonhoven wilden niet stemmen, voor dat zy verstaan hadden, hoe groot eene Bede men redelyk oordeelde. Gorinchem hieldt zig ook agterlyk, verklaarende, dat 'er, om hunnen wille, niet gedaan noch gelaaten zou worden. Schiedam bleef weigerig, gelyk Delft en de tweeGa naar margenoot+ andere Steden. Doch toen men, in Wynmaand, wederom te Geertruidenberg ter Dagvaart kwam, gaven de Edelen, Dordrecht, Haarlem, Delft en Leiden hunne stem, tot het opbrengen eener Bede van tagtigduizend | |
[pagina 463]
| |
guldens, in den tyd van vier jaaren: ook wildenze der Landvoogdesse, in denzelfden tyd, twintigduizend guldens, tot een geschenk, opbrengen; mids dat, uit de Bede des Keizers, jaarlyks gelost wierdt een vierde van vyfduizend guldens losrenten, door de Steden, ten laste des Keizers, verzegeld; dat het overige, ten dienste van 't Land, wierdt gebruikt, zo 'er onverhoopt oorlog ontstaan mogt; en dat men, eindelyk 't Land geene voorbetaaling van oude, of inwilliging van nieuwe Beden zou vergen, zo lang deeze liep: welke, in geene andere munt dan die onder de gemeente gang hadt, zou behoeven betaald te worden. Amsterdam en Gouda bragten, eerst in Slagtmaand, toestemmend antwoord. De kleine Steden, over armoede klaagende, verzogten naar dezelve gehandeld te mogen worden. De Advokaat van der Goes, die 't Consent naar Brussel overbragt, hadt last, om eenige vryheden voor de Edelen en Steden te verzoeken. Doch 't blykt niet, dat hy, hierin, ten deezen tyde, naar genoegen, geslaagd isGa naar voetnoot(u). |
|