Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijDe Gelderschen bemagtigen Herderwyk,Floris van Ysselstein, eenige penningen van de Ingezetenen van Nieuwkerk op de Veluwe te vorderen hebbende, en geene voldoening bekomende, beval den Bevelhebber van Harderwyk, de Nieuwkerkers, met een deel zyner bezetting, geweldiglyk, tot betaaling te noodzaaken. De Bevelhebber antwoordde, dat de Hardewyksche bezetting niet sterk genoeg was, om deeze onderneeming, met hoop van goeden uitslag, te doen; doch dat hy 'er kans toe zag, zo hem drie of vierhonderd Oostenryksche Knegten, uit de manschap, die thans in 't Stigt lag, te hulpe gezonden werden; van welker aankomst te Nieuwkerk, men hem, door 't aansteeken van zeker Huis, kennis geeven moest. De brief, die dit antwoord vervatte, viel den Gelderschen in handen, die, denzelven, met eene nagemaakte hand, beantwoord hebbende, ten bestemden tyde, eenige manschap naar Nieuwkerk zonden. 't Beraamde teken gegeven zynde, trok het grootste deel der Harderwyksche bezetting, op geen verraad verdagt, naar Nieuwkerk, alwaar het, door de Gelderschen, aangevallen, en grootendeels afgemaakt werdt. Toen werden 'er eenigen der voornaamsten afgevaardigd, om Harderwyk op te eischen. De Stad, niet meer dan dertig Knegten inhebbende, gaf zig | |
[pagina 366]
| |
terstond over, op den zesden van Sprokkelmaand, des nademiddags ten drie uuren. De Arnhemers zonden nog omtrent vyftig man af, om de Harderwykers by te springen; dochGa naar margenoot+ zy kwamen te laatGa naar voetnoot(b). Bommel werdt, eenigen tyd hierna, verrast, door Dirk van Haaftent, die een Schip, boven met rys en onder met Krygsvolk gevuld, behendiglyk in de Stad hadt weeten te krygen. Ook vindt men, dat Tiel en andere Plaatsen, den Hertoge van Gelder, omtrent deezen tyd, in handen vielenGa naar voetnoot(c). |
|