Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijLodewyk de XII. yvert, in schyn, om deeze Steden wederom te doen overleveren.De tyding deezer vyandlykheden baarde bystere ongerustheid in de Landvoogdesse, die, terstond, aan 't Hof van Frankryk, over deeze inbreuk der Kameryksche Vrede klaagde. Lodewyk de XII. hieldt zig, als of hy zeer gestoord was, op den Hertoge van Gelder. Hy verklaarde zelfs, dat hy den jongen Karel met de wapenen verdedigen wilde, en hy vermaande den Hertoge van Gelder schriftelyk, tot het overleveren der bemagtigde Plaatsen: onder bedreiging, dat hy anders, in geen geval, op zyne hulpe zou konnen hoopenGa naar voetnoot(d). Doch Karel betoonde hiertoe geene genegenheid altoosGa naar voetnoot(e). Ook hieldt de Landvoogdes zig verzekerd, dat de yver van Lodewyk den XII, om Harderwyk en andere Plaatsen te doen overleveren, geveinsd was, en dat hy Karel van Gelder heimelyk | |
[pagina 367]
| |
met geld ondersteunde. Doch Lodewyk bleef dit stys en sterk ontkennenGa naar voetnoot(f). Zelfs zondt hy den Heere van Chillon, zynen Gezant in de Nederlanden, volmagt, om de Overheden der Steden Bommel en Harderwyk, in 't byzonder, te beweegen, tot het verlaaten der Geldersche en het kiezen der Oostenryksche zydeGa naar voetnoot(g). Doch deeze poogingen waren niet ernstig gemeend, of vielen ten minsten vrugteloos uit. De Bastaard van Gelder hadt, omtrent deezen tyd, ruim tagtig Nederlandsche Koopluiden, reizende naar Frankfort, by Keulen, overvallen en geligt: van welken Hertog Karel meer dan honderdduizend guldens losgeld vorderde. Lodewyk de XII. vermaande hem insgelyks, om deeze Koopluiden te ontslaan: 't welk, na verloop van eenige maanden, gelukteGa naar voetnoot(h). De Keizer en de Landvoogdes vervulden vast alle de Hoven van Europa, met klagten over de vyandlykheden van Karel van Gelder, die, niet vergenoegd met het bemagtigen van verscheiden' Oostenryksche Plaatsen in Gelderland, voortging met werven, en eenen nieuwen inval in Holland in den zin scheen te hebbenGa naar voetnoot(i). De Koning van Arragon beloofde onderstand aan zynen Kleinzoon, tegen de Gelderschen, zo dra de Vrede in Italie hersteld zou zynGa naar voetnoot(k). Paus Julius de II. zelf liet zig verluiden, dat hy, ten gevalle des | |
[pagina 368]
| |
Keizers en der Landvoogdesse, de geestelyke wapenen, tegen Karel van Gelder, gebruiken wildeGa naar voetnoot(l). Maximiliaan hadt hem, te vooren reeds, met den Ryksban gedreigdGa naar voetnoot(m). Doch nergens waren de klagten der Nederlanderen van meer vrugt, dan in Engeland; van waar, eerlang, een deel Krygsvolks herwaards werdt overgescheept. |
|