Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijV. Onderzoek hoe verre de Voorwaarden van deezen Zoen naargekomen zyn.Op zodanigen voet, werdt deeze opstand der Kennemeren, Westfriezen en Waterlanderen verzoend. Sommigen twyfelen, of alle de Voorwaarden van deezen Zoen wel naar gekomen zyn. Onze Kronyken melden, dat die van Haarlem ten minsten, binnen korten tyd, zevenentwintigduizend Andries guldens hebben opgebragt: om welke somme te vinden, de Poorters hunne zilveren Schaalen, Koppen, Lepels, en andere kleinoodien op 't Stadhuis brengen | |
[pagina 288]
| |
moesten. De andere groote Steden waren gebeeten op Haarlem, om dat deeze Stad, sedert eenige jaaren, niets tot de gemeene Oorlogslasten hadt willen draagen: 't welk oorzaak was, dat zy, ten deezen tyde, niet alleen niet voor Haarlem spraken; maar de Stad zelfs nog drongen, om haar tienduizend guldens,Ga naar margenoot+ wegens agterstallen, te voldoen. De Hertog deedt wyders, nog voor 't einde van Bloeimaand, een zwaar Blokhuis te Haarlem opwerpenGa naar voetnoot(v). Ook werdt, te Hoorn, eerlang, eene sterkte gestigt, de Zeeburg genaamdGa naar voetnoot(w). Uit al het welke, men ziet, dat de Hertog de voorwaarden van den Zoen, ten minsten gedeeltelyk, heeft willen naargekomen hebben. Niet min klaar blykt het, van den anderen kant, dat Alkmaar, niet lang hierna, hersteld geworden is in de Voorregten, die, by het vonnis des Hertogs van Saxen, verbeurd verklaard warenGa naar voetnoot(x). Ook vindt men, dat die van Kennemerland, op den zevenden van Zomermaand deezes zelfden jaars, in de verbeurde Handvesten hersteld zyn, mids zekere somme beloovende op te brengen. Ten zelfden tyde, stondt de Hertog ook af van het regt, welk hy zig voorbehouden hadt, om met vyftig Kennemers zynen wil te doenGa naar voetnoot(y). De Dregterlanders, die bevonden werden weinig deel in den opstand gehad te hebben, verkreegen, een weinig laater, ook herstelling | |
[pagina 289]
| |
in hunne VoorregtenGa naar voetnoot(z). De Stad Haarlem bekwam allerlaatst, en eerst onder de Regeering van Graave, naderhand Keizer, Karel, het volkomen gebruik der voorige Privilegien weder. Het Slot, hier gestigt, werdt, eerlang, nevens de Sloten te Woerden en te Medenblik, aan Hertoge Albrecht verpand, voor driemaalhonderdduizend Rynsche guldens, welken hy, wegens agterstallige soldye van zyn Krygsvolk, te vorderen hadtGa naar voetnoot(a). Maar sommigen hebben aangemerkt, dat hy wel diende; doch zig ook wel betaalen lietGa naar voetnoot(b). |
|