Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 283]
| |
gen Bede bewilligen, en belooven, de derde te zullen zyn, wanneer twee der groote Steden, in 't gevolg, haare stem tot eenige Graaflyke Beden gegeven zouden hebben. De Hertog vorderde wyders eene Poort der Stad, om dezelve te bevestigen, en ten dienste der Landsheeren te bewaaren. De Brieven, by welken erkend werdt, dat de Stad, of eenige byzondere Poorters derzelve, eenige Graaflyke Domeinen beleend hadden, moesten den Hertoge ter hand worden gesteld, om verscheurd en vernietigd te worden.’ Dit zelfde bedong Hertog Albrecht ook van alle de anderen, met welken hy zig, ten deezen tyde, verzoende: 't welk, ongetwyfeld, tot merkelyk voordeel voor de Graaflykheid, strekken moest. ‘Het Klerk ambagt, dat is, het Geheimschryverschap van Haarlem, zou voortaan altoos staan ter begeevinge des Graaven. De Hertog hieldt het regt aan zig, om zulken, die, aan het opslaan der Poorten, plondering, of doodslag, schuldig geweest waren, te doen straffen. Byzonderlyk bedong hy, dat den Bloedverwanten van den Schout van Ruiven en van andere vermoorden eerlyke en voordeelige betering gedaan moest wordenGa naar voetnoot(q). Eindelyk moest de Stad, voor twee maanden soldye der vreemde Knegten, zonder uitstel, vierendertigduizend gouden Andries guldens betaalen. Uit de Opgezetenen van Kennemerland,Ga naar margenoot+ moesten honderd Persoonen, blootshoofds, | |
[pagina 284]
| |
barrevoets, zonder geweer, en met een een wit stokje in de hand, den Hertoge van Saxen, in den naame des Roomsch-Konings en des Aartshertogs, knielende, om vergiffenis smeeken, stellende lyf en goed ten zynen bevele, en beloovende, zig voortaan als getrouwe Onderzaaten te zullen gedraagen. Hertog Albrecht sloot vyftig Persoonen uit den Zoen, om 'er zynen wil mede te doen. Alle Handvesten moesten hem worden ter hand gesteld, om vernietigd te worden. Eindelyk moesten zy eene boete van vyfduizend Andries guldens opbrengenGa naar voetnoot(r). Ga naar margenoot+Uit de Ingezetenen van Alkmaar, moesten vyfentwintig Persoonen, in 't hemd of linnenkleedinge, met ontdekten hoofde en bloote beenen, en een wit stokje in de hand, insgelyks, knielende, om vergiffenis verzoeken. De Poorten, Muuren, Toorens en andere vastigheeden der Stad moesten ten gronde toe geslegt worden: waartoe die van Schager- en Nieuwdorper - Kogge en Nieuwland der Stad de hand moesten bieden. De Handvesten der Stad moesten worden vernietigd. Met vyfentwintig Ingezetenen, begeerde de Hertog zynen wil te doen. De doodslag aan Klaas van Ruiven en anderen gepleegd, en de plondering van het Huis van Klaas Korf moest met geld geboet worden. Alle Krygsgereedschap en Bussen, grooter dan Koluvrynen, moesten den Hertoge worden overgeleverd: ook | |
[pagina 285]
| |
de bezegelde Brieven, by welken men zig, tot het onderneemen van deezen opstand, onderling verbonden hadt. Alkmaar moest eindelyk eene boete van zesentwintighonderd Andries guldens opbrengen, en daarenboven drie stuivers van ieder Huis, jaarlyks, ten eeuwigen dage, aan de Graaflykheid betaalen. Uit Westfriesland, met Schager- enGa naar margenoot+ Nieuwdorper-Kogge en Nieuwland; doch zonder Alkmaar, Hoorn, Medenblik, Texel en Wieringen, die een' afzonderlyken Zoen slooten; ook zonder Enkhuizen, welk geen deel aan den opstand gehad hadt; moesten honderd en vyftig Persoonen, in dezelfde gestalte als de Kennemers, vergiffenis verzoeken. Hunne Handvesten werden ook vernietigd verklaard. Met honderd Persoonen uit hen, begeerde de Hertog zynen wil te doen. Den moedwil, omtrent Klaas van Ruiven, Klaas Korf en anderen gepleegd, moesten zy ook helpen beteren. Het Schietgeweer, grooter dan Koluvrynen, en al 't Buskruid, ook de Brieven, waarby zy zig met de anderen verbonden hadden, moesten terstond worden overgeleverd. Wyders werden zy gehouden, op bevel des Hertogs, te arbeiden aan de Sterkten, die, te Haarlem, te Alkmaar, of te Hoorn zouden worden opgeregt. Voor boete moesten zy zesduizend Andries guldens eens, en twee stuivers van ieder Huis, jaarlyks, ten eeuwigen dage, betaalen. Doch de Westfriesche Dorpen, die geen deel aan den opstand gehad, hadden, zouden tot deeze schatting | |
[pagina 286]
| |
niets behoeven op te brengen. Hem en Venhuizen, Wydenes, Leek, Schellinkhout, Grootebroek, Bovenkarspel, Lutkebroek, Hoogkarspel, Oosterblokker, Westerblokker en Binnenwyzend, die min misdaan hadden dan de andere Westfriesche Dorpen, werden’, op de voorspraak van twee Enkhuizer BurgemeestersGa naar voetnoot(2), die, op de knieën, voor hun badenGa naar voetnoot(s), ‘voor een derde, in de gemelde schatting verligt; mids dat deeze verligting ten laste van de overigen kwame.’ Men moet hier, in 't voorbygaan, aanmerken, dat dit Vonnis den Westfriezen te harder heeft moeten vallen, om dat zy, by Brieven van het Hof van Holland, gedagtekend den negenden van Hooimaand des jaars 1491, reeds vergiffenis verworven hadden, van den moedwil aan 't Huis van Klaas Korf, en van de andere geweldenaaryen, voor dien tyd, gepleegdGa naar voetnoot(t). Ga naar margenoot+Tien Persoonen uit Medenblik moesten, blootshoofds, ongegord, en met een wit stokje in de hand, vergiffenis komen verzoeken. Ook moest de Stad haare Handvesten, en alle Inwooners, die deel aan den opstand gehad hadden, den Hertoge in handen stellen, om 'er zynen wil mede te doen. Voor boete moest zy driehonderd Andries guldens betaalen. Ga naar margenoot+Hoorn, Edam en Monnikendam moesten, nu en ten allen tyde, de Poorten voor den Hertoge openen. Ook moesten zy, en het | |
[pagina 287]
| |
Eiland Wieringen alle oproerigen overleveren. Hoorn, in 't byzonder, moest den Hertoge eene Poort of plaats in de Stad afstaan, om aldaar eene sterkte te bouwen, op kosten der Stad. Aan boete moest Hoorn duizend, Edam agthonderd, Monnikendam vierhonderd, en Wieringen tweehonderd Andries guldens betaalen. Vyfentwintig Persoonen van Texel moesten,Ga naar margenoot+ in 't zwart, blootshoofds, ongegord en knielende, vergiffenis komen verzoeken. De Handvesten des Eilands moesten den Hertoge in handen gesteld worden. De Hertog behieldt de straffe der Eilanderen, die tot den vyand overgeloopen waren, aan zig. Zy moesten zyn Huis sterk maaken, naar inhoud der Brieven, hun, door den Raad van Holland, toegezonden. Voorts moesten zy duizend Andries guldens aan boete, en twee maanden lang vyfentwintig Knegten betaalen, die onder den Schout van Texel staan, en dienen zouden, om 't Eiland in rust te houden.’Ga naar voetnoot(u). |
|