Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij't Blokhuis op de Vaart gewonnen.Het Leger, te Schoonhoven en daaromtrent, uit de Hollandsche Steden en Dorpen, byeen gebragt, beliep omtrent agtduizend man. Hier waren omtrent vierduizend gehuurde Voetknegten en driehonderd Ruiters te paarde bygevoegd. Al dit volk stondt onder bevel van den Stadhouder Lalaing, Jan en Fredrik van Egmond, den Graave van Solre, eenen Overlander, en Petit Salezar, een' beroemd' Biskaaisch Overste. Men hadt dit Leger nu niet noodig, om Ysselstein te ontzetten: doch het werdt naar Jutfaas geleid, en gebruikt, tot beleg van het Slot Vroonestein, welk zig haast opgaf. De Hollanders sloegen toen 't beleg voor 't Blokhuis op de Vaart. Men beschoot het sterk met Kartouwen. Ook zondt de Bisschop van Utrecht den | |
[pagina 220]
| |
beleggeren twee groote Bussen toe, Mortieren genaamd, met welken men Bomben in 'tGa naar margenoot+ Blokhuis wierp; doch onkunde van de regte behandeling, want deeze is de eerste reize, dat ik van Bomben, in onze Lands Geschiedenissen, gewaagd vindGa naar voetnoot(9); was, naar 't schynt, oorzaak, dat zy weinig schade deeden. Te Gorinchem, werdt, ten deezen tyde, eene groote Bus bewaard, die zeventien voeten lang was, en klooten schoot, weinig kleiner, dan een Utrechtsch halfschepel bevatten kon. Hertog Karel hadtze van Zutfen derwaards doen brengen. Nu liet menze, van Gorinchem naar 't Leger voeren, en na dat men 'er vier reizen mede geschooten hadt, werdt het Blokhuis opgegeven, op den agtentwintigsten van Herfstmaand. Van de Hollandsche zyde, waren niet meer dan zeven man, in dit beleg, gesneuveld. Het Blokhuis werdt, kort hierna, ten gronde toe, afgebroken en geslegt. Het regenagtig Jaargetyde was oorzaak, dat het Leger, terstond, scheiden moestGa naar voetnoot(x). 't Gemeen, te Utrecht, begon, ten deezen tyde, zo sterk om Vrede te roepen, dat men met den Bisschop in onderhandeling tradt, zonder egter iets te sluitenGa naar voetnoot(y). Doch eer 't jaar ten einde liep, werdt 'er eene Vrede met Frankryk getroffen; waar door de Hertog de handen ruim kreeg, om, in den Herfst des volgenden jaars, een einde | |
[pagina 221]
| |
van den Utrechtschen oorlog te maaken. |
|