Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVI. Adriaan Westfaling en Dirk van Beaumont onthalsd. Vonnis van Beaumont.Adriaan Janszoon Westfaling, Schout, en Dirk van Beaumont, Burgemeester van Dordrecht, waren de eenigsten, die, in den aanvang van Oogstmaand, in den Haage, onthalsd werden. Uit het Vonnis van Beaumont, welk nog voorhanden isGa naar voetnoot(n), kan men afneemen, wat hun te last gelegd werdt. Beaumont hadt, volgens dit Vonnis, beleeden: ‘1. Dat hy, in Louwmaand des jaars 1478, Burgemeester zynde, de Gemagtigden van onzen genadigen Heere en Vrouwe van Oostenryk, die toen waren Adolf van Ravestein, Lodewyk van Gruithuizen en Meester Jan KarondoletGa naar voetnoot(o)’ gedrongen hadt, buitens tyds, de ‘Regeering van Dordrecht te veranderen. 2. Dat hy, in Sprokkelmaand daaraan volgende, mede bewilligd hadt in een besluit, om Gemagtigden naar den Haage te zenden, en aldaar te bewerken, dat het Hof geene Mandementen meer naar Dordrecht zondt, om de uitgeweekenen wederom te doen inneemen; maar dat men de Stad, met haare zaaken, liete begaan: en dat hy, ten zelfden einde, ook hadt gestemd, in het afvaardigen van den Burgemeester Gil- | |
[pagina 199]
| |
lis Adriaanszoon aan den Stadhouder Lalaing, wien men belet hadt, met de uitgeweekenen, wederom near de Stad te komen. 3. Dat hy, bulten kennis van den Hertoge, een Verbond tusschen eenige Hollandsche en andere Steden bewerkt: en met de oproerige Geldersche Steden, vriendelyke briefwisseling helpen houden hadt. 4. Dat hy, Schepen zynde, twee mannen hadt helpen veroordeelen, en een' vrysprecken: welke belde vonnissen het Hof hieldt onregtvaardig te zyn. 5. Dat hy, nevens anderen, den Stadhouder hulp hadt geweigerd, om de Stad Leiden, door Broekhuizen ingenomen, wederom te bemagtigen: ja dat hy, daarentegen, insgelyks nevens anderen, dan Leidenaaren verlof gegeven hadt, om Lyftogt te Dordrecht te komen koopen: daar zulks, door 't Hof, verbooden was. 6. Dat hy, eindelyk, hadt geoordeeld, dat men de vreemde Knegten des Hertogs, met welken men Leiden bedwingen wilde, met geweld, ten Lande uit moest zoeken te jaagen, onder dexel van Privilegien: ten welken einde, hy mede gestemd hadt, tot het beschryven eener algemeene Dagvaart der Hollandsche Steden, te Dordrecht.’ Om alle welke misdaaden, gelyk menze noemde, Beaumont, door Stadhouder en Raaden, geoordeeld werdt, de dood verdiend te hebben. |
|