Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXV. De Hoekschen verrassen Leiden.De Hoekschen, die, in 't jaar 1479, uit Leiden verdreeven waren, tot hier toe vergeefs getragt hebbende, in 't bezit van hunne goederen en Burgerregt hersteld te worden, onaangezien zy reeds vonnis ten hunnen voordeele ten Hove verworven hadden, ondernamen,Ga naar margenoot+ in Louwmaand des jaars 1481, ten getale van niet meer dan honderdvyfendertig man, meest UtrechtschenGa naar voetnoot(d), geleid door Reyer van Broekhuizen, eenen Gelderschman, des morgens ten zes uuren, den muur der Stad in stilte te beklimmen. Gelukkiglyk raakten zy allen binnen. Toen aan 't roepen: Bredro! Bredro! Montfoort! Montfoort! en onder dit getier, naar 't Stadhuis, welk haast bemagtigd werdt. De voornaamste Kabbeljaauwschen, dus onverhoeds overvallen, werden gevat, en in byzondere Huizen gevangen gezet: alzo 't Stadhuis, juist ten deezen tyde, door het vuurvatten van 't Buskruid, welk onder in 't zelve bewaard werdt, gedeeltelyk gesprongen was: waarby omtrent veertig menschen, van beiderlei aanhang het leeven verlooren hadden. De Hoekschen, de Stad t' eenemaal in hun geweld gekregen hebbende, stelden orde op de Regeenringe, en telden de weerbaare manschap, welke zy omtrent | |
[pagina 195]
| |
zesduizend man sterk bevonden. 't Leedt egter niet lang, of de Kabbeljaauwsche Steden, Haarlem, Delft en Amsterdam, klaagden ten Hove zo sterk, over het gebeurde te Leiden, dat de Hertog den Stadhouder Lalaing bevel zondt, om de Stad te belegeren. Ook maakte zyn volk zig eerlang van eenige Sloten om Leiden meester: waardoor de Stad zeer benaauwd werdt: wordende alle de Ingezetenen, welken men buiten dezelve aantrof, in hegtenis genomenGa naar voetnoot(e). Dordrecht, alwaar de HoekschenGa naar margenoot+ thans meester waren, werdt, op den vyfden van Grasmaand, door de Kabbeljaauwschen, onder bevel van Heere Jan van Egmond, verrast. Hy hadt eenig gewapend volk versteken in het Schip van Jan Matthyszoon en nog een ander: welken, boven met Rys gelaaden, by klaaren dag, de oude Haven invoerenGa naar voetnoot(f). 't Volk, spoedig ontscheept zynde, overviel de Hoekschen onverhoeds. De Burgemeester Gillis Adriaanszoon, die een' koperen pot, in plaats van eenen stormhoed, op 't hoofd gezet hadt, en de Onder-Schout werden vegtenderhand doodgeslaagen. Veele anderen, en onder deezen, de Schout Westfaling en de Burgemeester Dirk van Beaumont, werden gevangen naar den Haage gevoerdGa naar voetnoot(g). De verdreeven' Dordsche Kabbeljaauwschen, zo wel als de Leidsche Hoekschen, vonnis ten Hove in hun voordeel bekomen heb- | |
[pagina 196]
| |
bendeGa naar voetnoot(h), kwamen wederom binnen, en maakten zig meester van 't bewind der Stede. Gouda, Schoonhoven en Oudewater vielen ook wederom in de magt der Kabbeljaauwschen. Tot het inneemen van Oudewater, hadt Gerrit van Uitenbroek, Schout der Stede, veel toegebragt. Hy werdt 'er, sedert, met ballingschap en verbeudverklaaring zyner goederen over gestraftGa naar voetnoot(i). De Hofpoort in den Haage zat vol van Hoeksche gevangenen uit verscheiden' Steden. |
|