Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijInhoud van het zelve.‘De Hertogin zou niet trouwen, dan by raade en goeddunken der Heeren van haaren bloede en der Staaten haarer Landen. Holland werdt vry verklaard van de Bede, in 't jaar 1475, aan Hertog Karel toegestaan: voor welker voldoening, vyf der zes groote Steden, Dordrecht, Delft, Leiden, Amsterdam en Gouda, zig schriftelyk verbonden hadden. Voorts werden den Lande ook zekere ingewilligde vyfhonderdduizend Kroonen jaarlyks kwytgescholden. Dordrecht | |
[pagina 168]
| |
en Zuidholland in 't byzonder verwierven kwytschelding van zesduizend Klinkaarts jaarlyks, Hertoge Karel, in 't jaar 1468, in plaats van alle voorleeden' en toekomende Beden, ingewilligd. Alle Ampten en Diensten, door de Hertoginne te begeeven, zouden geenen anderen dan Inboorlingen mogen gegeven worden: niemant zou twee Ampten tevens bekleeden mogen: noch men zou geene Ampten verpagten. De Raad van Holland zou voortaan bestaan uit een' Stedehouder en agt Raadsluiden, twee Edelen en de overige Regtsgeleerden, zes uit Holland, en twee uit Zeeland geboortig: behalven nog twee andere Raadsluiden, insgelyks Inboorlingen, die geene wedde genieten zouden. Voor deezen Raad, zouden geene zaaken, die ter kennisse der Steden of Dorpen stonden, ter eerster aanleg; maar alleen, by beroep van de gewoonlyke Regtbanken, gebragt mogen worden. De Staaten en Landen zouden, by het Regt van niet buiten hunne paalen in regten betrokken te konnen worden, bewaard blyven. Ook zouden de Geregten in de Steden gezet en veranderd worden, op den ouden voet. De Steden mogten, onderling, en met de andere Nederlanden, Dagvaarten houden, zo dikwils, en op zulk eene Plaats, als 't haar behaagde. Men zou geene nieuwe Tollen of andere lasten mogen opstellen, dan by goeddunken van 's Lands Staaten. Ook zouden de Landzaaten, by hunnen vryen Koophandel, Neering en Hanteering bewaard blyven. De Hertogin, noch haare | |
[pagina 169]
| |
nakomelingen, zouden geenen aanvallenden noch verweerenden Oorlog mogen aanvangen, dan by goeddunken van 's Lands Staaten. Of zo 't geschiedde, zou men ongehouden zyn, in denzelven te dienen, onaangezien eenig gebruik of bevel van Hertoge Karel, hier mede strydende. In open' en beslooten' Brieven, zou voortaan de Duitsche taale gebruikt worden. Geene Graaflyke Bevelen zouden gelden, als zy met der Steden-Voorregten streeden. De Rekenkamer te Mechelen zou, zo ver zy Holland en Zeeland betrof, naar Holland worden overgebragtGa naar voetnoot(3). Elk zou voortaan zyne Zeedriftige goederen naar zig mogen neemen, mids betaalende redelyk bergloon.’ Te vooren, werden zy, dikwils, geoordeeld, tot de Graaflyke Schatkist te behoorenGa naar voetnoot(k). ‘De kleine Ampten, als Kosteryen, Scholasteryen, Bode-Ambagten enz. zouden ter begeevinge staan van hun, die dezelven, sedert zestig jaaren, begeven hadden. Men zou geene Munt slaan, noch 't geld op- of afzetten, dan by raade en goeddunken van 's Lands Staaten, zullende de Hollandsche Munt, als van ouds, te Dordrecht blyven. Het Land van Stryen zou altoos een Lid van Holland zyn. Geene Steden zouden gehouden zyn te draagen tot Beden, in welken zy niet bewilligd hadden. De Heer | |
[pagina *3]
| |
De ZEL-NEERING of het DARINK-DELVEN, zoo als het oudtyds, in Zeeland, geoefend werdt.
Deeze Verbeelding, gemaakt naar eene Oude Schildery in't Gasthuis te Zierikzee, vertoont, in een Gezigt van het Eiland Schouwen en de Stad Zierikzee, de wyze, op welke de Darink uit den grond gespit, op hoopen te droogen gelegd, en vervolgens tot assche verbrand werdt welke dan naar de Zoutkeeten gevoerd, en, met Zee-water vermengd, tot wit Zout werdt gestookt. | |
[pagina 170]
| |
zou, voortaan, in persoon, zyne Bede moeten komen doen. Niemants leen zou tot 's Graaven Tafel gelegd mogen worden, dan na dat hy geregtelyk verwonnen ware, De Hertogin beloofde, voortaan, geene Brieven te zullen verleenen, om moer te delven, tot het branden van Zout, uit erven, die, binnen de bedykte Landen van Holland, Zeeland en Friesland, gelegen warenGa naar voetnoot(4). Alle de gemelde punten, en verscheiden' anderen van minder belang, belooft de Hertogin, by haare inhuldiging, te zullen bezweeren, en door haaren Kanselier en Raaden, als mede door den Stadhouder en Raaden van Holland, by 't aanvaarden hunner Ampten, te zullen doen bezweeren.’ Het Groot-Privilegie werdt, behalven door Vrouwe Maria, ook bezegeld door Jan, Hertog van Kleeve, door Lodewyk van Bourbon, Bisschop van Luik, en door Adolf van Kleeve, Heere van Ravestein, die thans de waardigheid van algemeenen Stadhouder der Nederlanden bekleeddeGa naar voetnoot(l). |
|