Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijDe Hollanders en Zeeuwen verkrygen, te Gend, het Groot Privilegie van Vrouwe Maria.Hier hieldt men hun voor ‘den grooten last, in welken Vrouw Maria en de Landen staken, mids der vyandschap en kwaadwilligheid van en Koning van Frankryk, die, zonder regt of reden, verscheiden' Bourgondische Plaatsen bemagtigd hadt,’ en men verzogt hun, de Hertoginne, in deezen nood, met raad en daad, te willen byspringen. Onze Gemagtigden, de genegenheid der Landzaaten betuigd hebbende, om Vrouwe Maria, naar vermogen, by te staan, verklaarden te gelyk rondelyk ‘dat de Landen door de oorlogen, die Hertog Karel, tot aan het einde zyns leevens, gevoerd hadt, zeer bearmt, ontgoet en t' ondergegaan waren; | |
[pagina 167]
| |
en derhalven eer behoorden verligt, dan, meer bezwaard te worden’. Zy voegden 'er by ‘dat 'er, sedert eenige jaaren, merkelyke inbreuken waren geschied, op der Landen en Steden vryheden en voorregten; welken zy gaarne hersteld zouden zienGa naar voetnoot(h). Zy stonden hierop zo sterk, dat Vrouw Maria hun, eindelyk, op den veertienden van Lentemaand, het Groot-Privilegie, gelyk men 't, sedert, genoemd heeft, verleende, waarby de oude voorregten der Landzaaten bevestigd werden, en de Graaflyke magt bepaald. De Hollanders en Zeeuwen hebben altoos veel werks van dit Privilegie gemaakt, schoon de Opvolgers van Vrouwe Maria, hunne Graaven, oordeelende, dat het der jonge en onmondige Hertoginne, met geweld, afgedrongen was, niet goedgevonden hebben, zig, aan het zelve, verbonden te rekenenGa naar voetnoot(i). De voornaamste punten van dit beroemd Privilegie liepen op deezen zin: |
|