Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVerandering in de wyze van scheepstimmeren, hier te Lande.Men hadt, eenige jaaren herwaards, om de Scheepvaart sterker door te zetten, grooter Schepen beginnen te bouwen; die thans, door het verdiepen der stroomen en het verwyderen der Zeegaten, beter dan voorheen, binnen deeze Landen komen konden. Ook maakte men de Schepen, op eene andere wyze, dan van ouds. Men plagt de Hulken, Ra- | |
[pagina 88]
| |
zeilen, Kraaijers en andere Vaartuigen hier slegts Krapschuitswyze, met de planken op malkanderen geslaagen, te timmeren. Doch omtrent deezen tyd, werdenze Karveelswyze gemaakt: dat is, men voegde de planken niet op, maar nevens of tegen elkanderen, en maakte den naad tusschen beide met werk digt. De Schepen waren dus hegter, en bekwaamerGa naar margenoot+ om de Zee te bouwen. Ook begon men thans, sterker nog dan te vooren, door de Zond te vaarenGa naar voetnoot(a). Doch deeze vaart was, omtrent deezen tyd, meer dan eens, belemmerd geweest. De Amsterdammer- Hoornsche en Enkhuizer-Koopvaardyschepen werden, in de Zond, somtyds aangehouden: waar over, in 't jaar 1464, met den Koning van Deenemarke, gehandeld wasGa naar voetnoot(b). Doch van den uitslag deezer handeling vind ik nergens iets aangetekend. Christiaan de I, Koning van Deenemarke, hadt den Hollanderen en Zeeuwen, al in 't jaar 1453, vrygeleide vergund, om in zyne Ryken te komen handelen: mids dat zy, niet door de Belt, maar door de Zond, alwaar toen reeds 's Konings tol gevorderd werdt, voeren. Ook zou het hun niet vry staan, Engelsche waaren in de Noordsche Ryken te brengenGa naar voetnoot(c). Doch eenige jaaren laater, schynt dit wederom geoorlofd geweest te zyn. Immers men vindt het niet verbooden, in verscheiden' Voorregtbrieven, door den Deenschen Koning, sedert, ten behoeve van 't | |
[pagina 89]
| |
gemeene Land en van sommige Steden, verleendGa naar voetnoot(d). De Hamburgers hadden, in 't jaar 1460, eenige Hollandsche Schepen aangeslaagen, misleid door eenen valschen Brief, door zekeren Oosterling, uit Utrecht, geschreeven. Doch na dat de onzen zes of zeven Hamburger schepen in 't Vlie aangehouden en opgebragt hadden, werden de Hollandsche schepen, te Hamburg, wederom vry gegevenGa naar voetnoot(e). Niets nogtans belemmerde de vaart deezer Landen meer, dan een Bevel van Koning Eduard den IV, in 't jaar 1464, met toestemming van 't Parlement, gegeven, waar by ‘de invoer van alle gewassen, stoffen en handwerken van Holland, Zeeland en Friesland, en van de verdere Staaten des Hertogs van Bourgondie, in Engeland, Walles en Ierland verbooden werdtGa naar voetnoot(f).’ Het Bestand, tusschen Eduard en Filips, in 't jaar 1463, voor den tyd van een jaar, geslooten, was nu ten einde geloopen, en Eduard, voorhebbende Bonne van Savoye, Zuster der Koninginne van Frankryk, ten Huwelyk te verzoeken, schynt dit verbod van Koophandel doorgedrongen te hebben, om Lodewyk den XI. te behaagen. Of veelligt heeft men 't, in Engeland, kwalyk genomen, dat Filips eenige aanhangers van den onttroonden Koning Henrik den VI. in de Nederlanden toelietGa naar voetnoot(g), en gevreesd, dat zy iets, tegen de tegenwoordige Regeering, onderneemen mogten, wan- | |
[pagina 90]
| |
neer de vaart open bleef. Doch toen men, door den tyd, zag, dat 'er, van de Engelschen, die zig in de Nederlanden onthielden, niets kwaads te dugten was, en vooral, na dat Eduard, van het Huwelyk met Bonne van Savoye plotselyk afziende, zig aan Elizabet Woodwil hadt verbonden, waarom hy den Koning van Frankryk minder behoefde te ontzien; traden Eduard en Filips, terstond, over eene verlenging van 't Bestand, in onderhandelingGa naar voetnoot(h), en, in 't jaar 1466, werdt het gemeld Verbod wederom ingetrokkenGa naar voetnoot(i). Ook werdt 'er, in de Lente des gemelden jaars, tusschen Eduard en Karel, Graave van Charolois, over een dubbel Huwelyk, gehandeld, van Karel, wiens Gemaalin, Izabelle van Bourbon, op den vyfentwintigsten van Herfstmaand des voorgaanden jaars, overleeden wasGa naar voetnoot(k), met Margareet van Jork, 's Konings Zuster; en van George, Hertog van Clarence, 's Konings Broeder, met Maria, Dogter des Graaven van CharoloisGa naar voetnoot(l). Het laatste is egter nimmer, het eerste, niet voor 't jaar 1468, voltrokken. Doch Eduard sloot, ondertusschen, na verscheiden' onderhandelingen met de Bourgondische AfgezantenGa naar voetnoot(m), op den drie-entwintigsten van Wynmaand des jaars 1466, een Verbond van Vriendschap en onderlinge bescherming, met Karel, Graave van CharoloisGa naar voetnoot(n), waar door de vrye | |
[pagina 91]
| |
vaart op Engeland volkomen hersteld werdt. |
|